Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Feekes F. (1977) Colony-specific song in Cacicus cela (Icteridae, Aves): the pass- word hypothesis. ARDEA 65 (3-4): 197-202
In kolonies van Cacicus cela hebben de mannetjes een zang die verschilt van de zang in andere kolonies (Fig. 1). Deze koloniespecifieke zang is echter niet constant per kolonie. Verandering van zang treedt o.a. op aan het begin van een nieuw broedseizoen. Blijkbaar passen de mannetjes hun zang bij elkaar aan. Dit gebeurt waarschijnlijk door nabootsing, daar cela mannetjes zeer goed in staat zijn tot imitatie (Fig. 2). De sociale organisatie in de kolonies wijkt in een aantal opzichten af van het gebruikelijke patroon. Mannetjes bezitten geen territoria, zij vormen geen paarband en zij nemen geen deel aan de broedzorg. Daar er bovendien een sterke predatiedruk bestaat zou men verwachten, dat de mannetjes na de periode van copulatie uit de kolonie zouden vertrekken naar veiliger oorden. Een deel der mannetjes blijft echter in de kolonie en vervult daar de rol van wachter. De hier geformuleerde hypothese suggereert dat de koloniespecifieke zang als wachtwoord fungeert, waardoor vreemde mannetjes kunnen worden herkend en verdreven en waardoor gevestigde mannetjes een binding krijgen met de nestboom, waarin zich hun nakomelingen bevinden.PrFont34Bin0BinSub0Frac0Def1Margin0Margin0Jc1Indent1440Lim0Lim1In kolonies van Cacicus cela hebben de mannetjes een zang die verschilt van de zang in andere kolonies (Fig. 1). Deze koloniespecifieke zang is echter niet constant per kolonie. Verandering van zang treedt o.a. op aan het begin van een nieuw broedseizoen. Blijkbaar passen de mannetjes hun zang bij elkaar aan. Dit gebeurt waarschijnlijk door nabootsing, daar cela mannetjes zeer goed in staat zijn tot imitatie (Fig. 2). De sociale organisatie in de kolonies wijkt in een aantal opzichten af van het gebruikelijke patroon. Mannetjes bezitten geen territoria, zij vormen geen paarband en zij nemen geen deel aan de broedzorg. Daar er bovendien een sterke predatiedruk bestaat zou men verwachten, dat de mannetjes na de periode van copulatie uit de kolonie zouden vertrekken naar veiliger oorden. Een deel der mannetjes blijft echter in de kolonie en vervult daar de rol van wachter. De hier geformuleerde hypothese suggereert dat de koloniespecifieke zang als wachtwoord fungeert, waardoor vreemde mannetjes kunnen worden herkend en verdreven en waardoor gevestigde mannetjes een binding krijgen met de nestboom, waarin zich hun nakomelingen bevinden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]