Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Gysels H. (1968) Biochemical approach of the central systematic position of the Ciconiiformes. ARDEA 56 (3-4): 267-280
De systematische conclusies die uit de electroforesen van de lensprotennen kunnen worden getrokken werpen een nieuw licht op de fylogenetische verwantschappen binnen de orde der Ciconiiformes (ooievaars) en op hun mogelijke verbindingen met een aantal verwant geachte vormen. Terwijl binnen het kader van de meeste vogelorden opmerkelijk eenvormige lensferogrammen gevonden worden, vertonen de Ciconiiformes ten minste drie fundamenteel verschillende electroforetische types. In de eerste plaats bezitten de Ardeinae-Botaurinae (reigers-roerdompen) het complexe passeriforme lensferogram, dat niet uitsluitend bij de zangvogels voorkomt, maar ook in een hele groep andere orden, onder meer de Falconiformes (roofvogels) en de Gruiformes (kraanvogels en rallen). In de tweede plaats bezit Cochlearius (Schuitbekooievaar of Lepelbekreiger) een lenspatroon, dat door zijn karakteristieke immunologische reactie tegenover het spreeuwelensantiserum gemakkelijk als een anseriform type kan herkend worden. Bovendien bezitten de Ardeidae, Cochlearius en Balaeniceps (Schoenbekooievaar) allen een alleen voor reigers karakteristieke lenseiwitcomponent. Ten derde hebben de Ciconiidae en Scopus (Hamerkop) sterk gelijkende lenspatronen wat betreft aantal, aard en mobiliteit van de eiwitfracties. Dit patroon vertoont evenwel niet de typische zangvogelcomponent (TSBC, mobiliteit 60) noch de typische reigercomponent (mobiliteit 43/44); uiteindelijk herinnert het vrij sterk aan het lensferogram van Pelecanus. Of de supplementaire lensprotennen van de ibissen al of niet een argument inhouden om deze vogels van de ooievaars te scheiden, is bij de huidige stand van het onderzoek nog niet duidelijk. Tenslotte leveren de electroforesen van flamingolenzen nog een ander ferogramtype op. Hoewel er geen duidelijke gelijkenissen met de verschillende lenspatronen van de Ciconiiformes vastgesteld werden, dient er evenwel op gewezen te worden dat zowel de flamingo's als de reigers-ooievaars-ibissen glycogeen in hun lens bezitten, terwijl dit bij de Anseriformes niet het geval is. De discussie over de betekenis en de waarde van deze nieuwe biochemische gegevens leidt naar een aantal nieuwe inzichten in de fylogenetische positie van de onderzochte vogelorden; misschien wijzen de verschillende lenspatronen van de Ciconiiformes op mogelijke fasen van de evolutie, die dan een volgend verloop zou kunnen hebben gehad. Uit oorspronkelijk glycogeennegatieve, anseriforme lenstypes (eenden, ganzen, zwanen, futen) kunnen glycogeenpositieve anseriforme types (Cochlearius) gemakkelijk afgeleid worden. De anatomische argumenten dat Cochlearius werkelijk een reiger is, worden nog versterkt door het voorkomen van een typische reigerlenscomponent die ook bij de andere Ardeidae opvalt; en het in wezen passeriforme lenspatroon van de Ardeidae zelf verbindt deze vormen met alle orden die dit patroon eveneens bezitten, in het bijzonder de Gruiformes en de Falconiformes Steunend op deze hypothese mag men wellicht besluiten dat, behalve de Phoenicopteriformes, die reeds door de grote meerderheid der ornithologen als een verbindende groep tussen Anseriformes en Ciconiiformes worden aangezien, de heterogene orde Ciconiiformes zelf een verbindende groep uitmaakt op een veel grotere schaal.


[close window] [previous abstract] [next abstract]