Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Moreau R.E., Oerrins M. & Hughes J.T. (1969) Tongues of the Zosteropidae (white-eyes). ARDEA 57 (1-2): 29-47
De brilvogels (Zosteropidae) vormen een familie van kleine zangvogels, die verspreid is over tropisch en subtropisch Afrika, Azid en het Indo-Australische gebied. Er zijn ongeveer 82 soorten, waarvan 59 tot het geslacht Zosterops behoren terwijl de overige 23 over 11 kleine genera verdeeld worden. Haast alle soorten hebben een ringetje van witte veertjes om het oog, waaraan zij hun Nederlandse zowel als hun wetenschappelijke naam ontlenen. In uiterlijk (vederkleed gewoonlijk geelgroen) en structuur zijn zij zeer eenvormig, en verschillende soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Herhaaldelijk zijn tongen van brilvogels in de literatuur beschreven. Zulk onderzoek bleef echter tot dusver steeds incidenteel, beperkt tot slechts een, of hoogstens enkele soorten, terwijl bovendien verschillende beschrijvingen, waarop steeds weer werd teruggegrepen, onjuist zijn. De auteurs van het hier samengevatte artikel hebben aan de hand van een materiaal van 30 soorten behorende tot vijf geslachten, de morfologie van de tongen bestudeerd. De voor de familie typische tong (Fig. 1) is dubbel gespleten, en elk der vier slippen heeft een franjeachtig uiteinde. Sterke afwijkingen van dit type, zoals soms beschreven, zijn waarschijnlijk het gevolg van slechte conservering van de tongen, en treden in leven niet op. Ook het opgerolde of althans diep-gootvormige uiterlijk (goed te zien bij de middelste afbeelding van Fig. 1 en aan Fig. 2) is vermoedelijk een gevolg van conservering: in leven is de tong in dwarsdoorsnede vlak. Tongen zoals beschreven, z.g. penseeltongen, worden op goede gronden geacht gespecialiseerd te zijn op voeding met nectar. Men treft ze ook aan bij de honingeters (Meliphagidae) en de bastaardhoningvogels (Dicaeidae). Op grond van de morfologie der tongen zou men dus mogen verwachten dat althans in bepaalde jaargetijden nectar een belangrijk deel uitmaakt van het voedsel der brilvogels. Van verschillende soorten brilvogels is inderdaad bekend dat zij nectar uit bloemen zuigen, maar volgens de auteurs vormt nectar toch een te gering element in het menu om de vergaande specialisatie van de tong daarmee te verklaren. Zij vragen zich daarom af of de penseeltong der brilvogels misschien niet aan nectaropname, maar aan een andere, nog onbekende, functie is aangepast. Zij speculeren ook over de mogelijkheid dat de penseeltong tegenwoordig geen speciale functie meer heeft, maar verklaarbaar zou zijn uit zijn afstamming van voorouders die zich met nectar voedden, en van welke ook de Meliphagidae zouden kunnen zijn afgeleid.


[close window] [previous abstract] [next abstract]