Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

ten Cate C. (1985) Functional aspects of head-scratching methods and other preening movements in birds. ARDEA 73 (1): 99-104
Vogels krabben hun kop door =f de poot achter de vleugel langs te brengen (de zg. overwing of indirect methode), dan wel door hun poot naar de kop te brengen zonder daarbij de vleugel te betrekken (de zg. underwing of direct methode). In dit artikel wordt aan de hand van waarnemingen aan Kokmeeuw, Wilde Eend, Scholekster, Zwarte Kraai en Spreeuw gewezen op het verband tussen de gebruikte kopkrabmethode en andere poetshandelingen. Kokmeeuwen, eenden en Scholeksters poetsen op de grond of op het water en gebruiken hierbij handelingen waarbij de vleugels en staart niet onder het lichaam naar beneden steken. Deze poetshandelingen gaan bij Kokmeeuw en Wilde Eend samen met underwing-kopkrabben. Kraaien en Spreeuwen, die meestal na het baden op een tak zitten tijdens het poetsen, laten vleugels en staart bij diverse poetshandelingen tot onder die tak zakken, zoals dat ook gebeurt bij de door hen gebruikte overwing-kopkrabmethode. Kraaien en Spreeuwen die in een experiment op de grond moesten poetsen, vermeden het aanraken van de grond maar dit lukte, vooral met het kopkrabben en het poetsen van de slagpennen, moeilijk. Het underwing-kopkrabben is mogelijk ontstaan om te voorkomen dat vleugels en staart de grond raken tijdens het krabben. In de discussie wordt ingegaan op de Scholekster, die in poetsgedrag overeenkomt met Kokmeeuw en Wilde Eend, maar ook van de overwing-krabmethode gebruik maakt. De ideedn die in de literatuur over de functie en evolutie van het kopkrabben naar voren zijn gebracht worden besproken.


[close window] [previous abstract] [next abstract]