Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

van Rhijn J.G. (1977) Processes in feathers caused by bathing in water. ARDEA 65 (3-4): 126-147
In dit artikel wordt beschreven hoe baden het watergehalte en de kwaliteit van het verenkleed van een vogel (in dit geval tamme eend, tamme gans en Zilvermeeuw) zou kunnen bennvloeden. De wateropname door een veer hangt af van de intensiteit van het watercontact (figuur 1A), van de beweging van de veer in het water (figuur 1 B), en van de duur van het watercontact (figuur 1 C). De opname wordt versneld door hoge watertemperaturen (figuur ID) en door een verlaging van de oppervlaktespanning van het water (figuur 1 E en tabel 1). De wateropname hangt slechts in zeer geringe mate samen met de aanwezigheid van stuitvet (tabel 1). Alleen de veren van de buikzijde van een vogel en van de omgeving van de stuitklier namen iets meer water op na ontvetting. De wateropname hangt ook in belangrijke mate samen met de grootte van het veeroppervlak (tabel 1). Het droog worden van een veer wordt aanmerkelijk versneld door schudbewegingen (figuur 1 F). Schudden veroorzaakt, naast de directe verwijdering van water, waarschijnlijk een tamelijk egale verdeling van zeer kleine waterdruppeltjes over de veer, Hierdoor wordt de verdamping van het resterende water versneld (figuur 2). De wateropname door een veer is groter na een watercontact met een onderbreking van enkele minuten dan na een ononderbroken contact van dezelfde totale duur (figuur 3). De oorzaak van dit verschijnsel ligt waarschijnlijk in het feit dat water langzaam in een veer binnendringt zolang er water aan het oppervlak van de veer hangt. Een gevolg van nat worden is dat de stijfheid van de schacht afneemt (figuur 4). De grootte van die afname hangt waarschijnlijk samen met de hoeveelheid water die in de veer is gedrongen. Een veer wordt doorlatend voor water wanneer beide zijden nat zijn. De vorm van een natte veer kan onder invloed van druk veranderd worden (figuur 5). De oorspronkelijke vorm kan weer hersteld worden door de veer opnieuw nat te maken. Nat te maken heeft waarschijnlijk tot gevolg dat een deel van het vuil uit de veren verdwijnt. Aan het eind van dit artikel heb ik verbanden gelegd tussen de resultaten over gesimuleerd baden (gecontroleerd nat maken van afzonderlijke veren) en gegevens over werkelijk baden van een Zilvermeeuw. Daarbij is eerst behandeld waarom de wateropname van de experimentele veren zo hoog was. Daarna ben ik ingegaan op de effecten en de plaatsing in het complete baadpatroon (tabel 2 en figuur 6) van de afzonderlijke baadbewegingen. De meest voorkomende baadbeweging (duiken) veroorzaakt waarschijnlijk een betrekkelijk geringe bevochtiging van de buitenkant van het verenkleed. De beweging 'vleugelflapperen'dient waarschijnlijk niet in de eerste plaats voor het nat maken van het verenkleed. Deze beweging wordt meestal gevolgd door 'vleugelslaan' (figuur 7), een droogbeweging. Vleugelflapperen zou wel eens kunnen dienen voor de verwijdering van vuil uit de vleugels. De beweging 'dompelen' veroorzaakt wei een intensieve bevochtiging van het verenkleed. Deze handeling hangt niet duidelijk samen met droogbewegingen, De snavelbewegingen die voorkomen tijdens baden spelen nauwelijks een rol bij de bevochtiging van het verenkleed. 'Kopkrabben' zou indirect (via duiken) wei eens belangrijk kunnen zijn bij het nat maken van de kop. 'Wrijven' met de kop over de veren zou de functie kunnen hebben van wateroverdracht van de kop naar andere delen van het verenkleed. De baadmethoden van de Zilvermeeuw lijken tamelijk veel op die van andere watervogels. Deze methoden zijn vergeleken met het baadgedrag van landvogels.


[close window] [previous abstract] [next abstract]