Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Pinxten R., Eens M. & Verheyen R.F. (1991) Conspecific nest parasitism in the European Starling. ARDEA 79 (1): 15-30
Van 1983 tot 1988 werden 260 spreeuwennesten in drie nestkastenkolonies in de omgeving van Antwerpen in België gecontroleerd op het voorkomen van intraspecifiek (d.i. binnen de soort) nestparasitisme. Een nest werd als geparasiteerd beschouwd wanneer er tijdens de eileg meer dan een ei per dag in het nest gelegd werd of wanneer er nog nieuwe eieren in het nest gelegd werden na voltooiing van het legsel. In totaal werd 15% van de 174 eerste legsels (dit zijn legsels gelegd tijdens de synchrone legperiode van de eerste leg) en 2% van de intermediaire legsels (dit zijn legsels die later gelegd werden) geparasiteerd. Het jaarlijkse percentage geparasiteerde eerste legsels varieerde van 0% tot 37%. In de meeste jaren was het percentage geparasiteerde eerste legsels vrij hoog hoewel er veel onbezette nestkasten waren. Het percentage geparasiteerde eerste legsels staat niet in relatie met het percentage bezette nestkasten, daarom wijten wij het nestparasitisme bij de spreeuw niet alleen aan een tekort aan (geschikte) nestkasten. De meeste geparasiteerde eerste legsels werden geparasiteerd tijdens de eileg. In de meeste van deze nesten werd slechts een parasitair ei aan het legsel toegevoegd. Parasitaire eieren die gelegd werden tijdens de eileg van het geparasiteerde wijfje hadden een significant hogere kans op uitkomen (minstens 52%) dan eieren die tijdens de periode van het bebroeden van de eieren toegevoegd werden (0%). In minstens 27% van de geparasiteerde eerste legsels verdween een van de eieren van het wijfje op dezelfde dag dat haar nest geparasiteerd werd. Wij vermoeden dat het parasiterende wijfje dit ei verwijderde. Er werd eenmaal waargenomen dat een parasiterend wijfje een ei uit het nest verwijderde voordat zij er zelf een (parasitair) ei in legde. Geparasiteerde wijfjes legden niet minder eieren dan wijfjes die niet geparasiteerd werden. Minstens 41%van de geparasiteerde wijfjes moesten een extra jong groot brengen. Geparasiteerde eerste legsels produceerden minder uitgevlogen jongen dan niet-geparasiteerde eerste legsels, hoewel ze significant meer eieren bevatten. De identiteit van parasiterende wijfjes en de strategieën van wijfjes om nest parasitisme te verhinderen worden kort besproken.


[close window] [previous abstract] [next abstract]