Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Migot P. (1992) Demographic-changes in French Herring Gull Larus argentatus populations - a modeling approach and hypotheses concerning the regulation of numbers. ARDEA 80 (1): 161-169
In Bretagne, Frankrijk, broeden Drieteenmeeuwen Rissa tridactyla maar een zeer beperkt aantal jaren op dezelfde plaats. Daardoor kan op een bepaald moment het aantal in de ene kolonie sterk afnemen, terwijl dat in een nabijgelegen kolonie juist toeneemt. In dit artikel wordt voor twee zulke kolonies nagegaan wat de achterliggende demografische factoren zijn geweest die voor het aantalverloop in deze kolonies verantwoordelijk waren. Van 1979 tot en met 1983 nam het aantal broedparen in de ene kolonie (Fig. 1, nr 3) met 41% per jaar toe, in de andere kolonie (nr 2), die slechts op 1,5 km afstand van de eerste lag, met 15% per jaar af. De sterfte van de volwassen vogels (gemiddeld 15%per jaar) was in beide kolonies gelijk. Ook de leeftijd waarop de vogels in beide kolonies voor de eerste keer tot broeden kwamen (gemiddeld 3,90 jaar), bleek slechts weinig te verschillen. Het aantal broeders dat in een gegeven jaar opnieuw broedde, was echter het grootst voor de florerende kolonie. Er was ook een belangrijk verschil in broedsucces: 1,03 vliegvlug jong per paar in de florerende kolonie tegen 0,49 jong per paar in de kwijnende. In de florerende kolonie was de plaatstrouw van de broedvogels groter dan in de kwijnende kolonie. Ook het percentage jongen dat in latere jaren naar de geboortekolonie terugkeerde, was het grootst voor de florerende kolonie. De vogels die de kwijnende kolonie de rug toekeerden, doken in het begin vooral op in de florerende kolonie (later ook in een kolonie die verderop lag (Fig. 1, nr 4). Met behulp van Leslie-matrix-modellen kon worden aangetoond dat de aantaltoename in de florerende kolonie bij lange na niet tot stand kon zijn gekomen door de gevonden verschillen in broedbiologische parameters. De grootste bijdrage aan de toename bleek te zijn geleverd door immigratie van vogels uit andere kolonies. Voor de kwijnende kolonie bleek de uittocht van vogels de grootste bijdrage aan de afname te hebben geleverd. De uittocht bleek vooral een gevolg van een parasitaire besmetting van de nesten met teken en van eipredatie door Raven Corvus corax. Er wordt ten slotte nog kort ingegaan op de voordelen om reeds in een vroeg stadium van onderzoek gebruik te maken van matrix modellen, alsmede op de consequenties van de resultaten van het onderhavige onderzoek voor de bescherming en het beheer van populaties van wilde vogels, met name als die aan de rand van het verspreidingsgebied van de soort liggen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]