Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Leopold M.F., van Elk J.F. & van Heezik Y.M. (1996) Central place foraging in Oystercatchers Haematopus ostralegus: can parents that transport Mussels Mytilus edulis to their young profit from size selection? ARDEA 84 (A): 311-325
Scholeksters hebben de voor steltlopers opmerkelijke gewoonte hun jongen te voeren. Wanneer de prooi bestaat uit schelpdieren, worden deze gewoonlijk met schelp en al naar de kuikens gebracht. In het bijzijn van de jongen wordt het vlees uit de schelp gehaald, waarna het wordt gevoerd. De lege schelpen blijven liggen op de plaats waar het jong is gevoerd. Met name de 'wippers' onder de Scholeksters (Ens 1992), maar ook vogels die vlak bij het wad broeden, en door de aanwezigheid van bijvoorbeeld een sloot hun voedsel niet lopend kunnen bereiken, voeren de prooien door de lucht aan. De jongen worden in deze gevallen gevoerd in het broedterritorium. De ouders moeten behalve aan foerageren ook tijd besteden aan het heen en weer vliegen; soms gaat het om afstanden van meer dan een kilometer. Door de schelpen uit het broed-territorium te vergelijken met het aanbod op het wad, kan een goede indruk worden verkregen van de foerageerstrategie van de oudervogels. In deze studie is gekeken naar de invloed van de afstand tussen broed- en voedselterritorium op de mate, waarin de ouders geneigd zijn schelpen van bepaalde grootte te selecteren voor transport. Een strategie om kleine gevonden prooien zelf te eten, en alleen de grotere prooien naar de jongen te brengen lijkt voor vogels, die met dit probleem van 'Central Place Foraging' worden geconfronteerd optimaal, maar Scholeksters blijken hiertoe gedragsmatig niet in staat te zijn: de ouders foerageren of voor zichzelf, of voor hun jongen. De ouders passen vrijwel geen grootteselectie toe wanneer ze voor de jongen foerageren, maar transporteren alle gevonden prooien ook daadwerkelijk naar hun broedterritorium. Met een rekenmodel wordt aangetoond, dat er voor de vogels nauwelijks voordeel valt te putten uit grootteselectie. Alleen wanneer het aanbod van schelpgroottes zeer divers is, en wanneer de vliegafstand groot is, valt er enig voordeel van selectie te behalen. In het merendeel van de situaties echter, is het nadeel van de oplopende zoektijd om de gewenste prooien te vinden groter dan het voordeel van de daling van het aantal vluchten doordat de gemiddelde getransporteerde prooi groter wordt. Voor de vogels levert 'slim' gedrag geen winst op, en 'domme', Scholeksters, die ook kleine prooien naar hun jongen transporteren, halen hetzelfde resultaat.


[close window] [previous abstract] [next abstract]