Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Ens B.J. & Alting D. (1996) The effect of an experimentally created mussel bed on bird densities and food intake of the Oystercatcher Haematopus ostralegus. ARDEA 84 (A): 493-507
Op 17 juni 1987 werden er, bij wijze van experiment, 20 ton Mosselen gestort op het wad onder Schiermonnikoog (Fig. 1). Deze Mosselen waren eerder opgevist uit een geul onder het wad van Ameland. De aantallen Zilvermeeuwen namen direct spectaculair toe, maar de meeuwen verdwenen weer snel toen de meegevoerde zeesterren en de door het transport beschadigde Mosselen opraakten (Fig. 4B). De aantalstoename van Scholeksters was meer geleidelijk en duurde voort tot meer dan anderhalve maand na de aanleg van de bank (Fig. 4C). Andere vogelsoorten leken nauwelijks te zijn beïnvloed door het experiment (Tabel 1). Later in het seizoen namen de Scholeksters eveneens toe in vakken buiten de experimentele mosselbank waar een grote broedval van Mosselen had plaatsgevonden (Fig. 1B). Zoals te verwachten was, bestond het dieet van de Scholeksters die op de mosselbank fourageerden voor een belangrijk deel uit Mosselen (Fig. 5). Een opvallend groot deel van de mosseletende Scholeksters opende de schelpen door ze kapot te hameren in plaats van open te steken (Fig. 6). Dit had waarschijnlijk te maken met de relatief dunne schelpen van de opgeviste Mosselen. De mosseletende vogels hadden gemiddeld een grotere opnamesnelheid dan de dieren die in de omgeving op andere prooidieren, met name Nonnetjes en Zeeduizendpoten bleven fourageren, maar dit verschil was statistisch niet significant (Fig. 7). Terwijl de dichtheid fouragerende vogels op de mosselbank toenam, nam de opnamesnelheid van voedsel af (Fig. 7), maar het is niet zeker dat het hier om een causale relatie ging. Eerdere suggesties dat de veranderende selectie van prooigrootte (Fig. 8) en schelpdikte (Fig. 10) van de hamerende Scholeksters het gevolg waren van uitputting van de 'hamerbare' Mosselen lijken minder waarschijnlijk op grond van de huidige analyse. Het experimenteel uitleggen van een mosselbank is een krachtige techniek om theoretische modellen over de verspreiding van dieren in het veld te toetsen. In de discussie wordt daarom aandacht besteed aan de vraag hoe de door het experiment verkregen inzichten en ervaringen van nut kunnen zijn bij de uitvoering en het ontwerp van nieuwe experimenten in de toekomst.


[close window] [previous abstract] [next abstract]