Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Vágási C.I., Pap P.L., Tökölyi J., Székely E. & Barta Z. (2011) Correlates of variation in flight feather quality in the Great Tit Parus major. ARDEA 99 (1): 53-60
Vogels ruien om oude, versleten veren te vervangen door nieuwe. Versleten slagpennen met gaten kunnen ten koste gaan van de kans op overleving en voortplanting. Toch is er maar weinig bekend over de factoren die verantwoordelijk zijn voor de mate van slijtage aan veren en wat de veroorzakers zijn van gaten in veren. Deze studie beschrijft mogelijke oorzaken van variatie in veerkwaliteit bij de Koolmees Parus major en is gebaseerd op drie achtereenvolgende jaarcycli. De auteurs laten zien dat variatie in de mate van veerslijtage voornamelijk samenhangt met de tijd van het jaar, de leeftijd, het geslacht en het gewicht van de vogel en met de aanwezigheid van gaten in de veren. Juveniele vogels en individuen met een lage veerkwaliteit en met zogenaamde fault bars (veerafwijkingen) hebben daarbij meer gaten in hun veren dan andere vogels. Veerslijtage vond vooral plaats tijdens het broedseizoen en was het grootst bij vrouwtjes, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van hun grotere werkdruk. De auteurs verklaren het verschil in veerkwaliteit tussen juveniele en adulte vogels door het versnelde ruiproces dat bij juveniele vogels optreedt. Verschillende maten van gebreken en slijtage in de veren correleerden met elkaar en kunnen dus gebruikt worden als een indicator voor veerkwaliteit. Het idee dat gaten in veren een mate voor veerkwaliteit zijn, staat in contrast met de huidige gedachte dat deze gaten vraatsporen zijn van veerluizen. De auteurs stellen echter dat deze gaten, in het geval van de Koolmees, kleine misvormingen zijn die bij de ontwikkeling van de veren zijn ontstaan.


[close window] [previous abstract] [next abstract]