Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Kampichler C. & van der Jeugd H.P. (2011) Monitoring passerine reproduction by constant effort ringing: evaluation of the efficiency of trend detection. ARDEA 99 (2): 129-136
Het Nederlandse Constant Effort Site (CES) project is in het leven geroepen om demografische parameters van algemene zangvogels in ons land te monitoren. In het kader van dit project worden er sinds 1994 jaarlijks op 40 locaties gedurende het broedseizoen vogels gevangen met behulp van mistnetten. In nog eens 38 locaties heeft het project slechts gedurende een beperkt aantal jaren gelopen. Inmiddels is een gegevensbestand met ruim 250.000 vangsten opgebouwd. In het hier gepresenteerde onderzoek is nagegaan in hoeverre het aantal huidige locaties binnen het project voldoende is om trends in de productiviteit van Nederlandse zangvogelpopulaties in de loop van de tijd te detecteren. We hebben in het bijzonder onderzocht of een kleinere steekproefgrootte tot dezelfde resultaten zou hebben geleid of dat er aanwijzigen zijn dat het aantal CES locaties zou moeten worden uitgebreid. Om dit te testen hebben we een zgn. resampling methode toegepast. Daarbij hebben we het aantal locaties in stappen van vijf steeds verder teruggebracht. Voor elke steekproefgrootte hebben we 1.000 willekeurig gekozen deelbestanden vervaardigd uit het totale bestand waarin alle locaties meedoen. Voor elk deelbestand hebben we de jaarlijkse reproductie-indexen berekend, waarna we een regressie van de productiviteit op jaar hebben uitgevoerd. Op deze manier simuleren we CES projecten met een steeds kleiner wordend aantal locaties, gebaseerd op de werkelijke gegevens. Voor de twintig talrijkste soorten en voor elke steekproefgrootte hebben we de regressie van de reproductie-index op jaar vergeleken met de regressie van de reproductie-index op jaar zoals verkregen uit het volledige gegevensbestand. Ook hebben we het percentage regressies met een significant negatieve of positieve richtingscoëfficiënt berekend. Voor de meeste soorten waarbij geen significante trend in de reproductie werd vastgesteld op basis van de volledige gegevens (18), was het percentage significante regressies in de simulaties kleiner dan 20. Dit betekent dat de kans op een zogenaamde Type I fout (detectie van een significante trend terwijl de productiviteit in werkelijkheid niet veranderd is) klein is. Alleen voor de Tuinfluiter, die een significante toename van de productiviteit liet zien, nam de kans op een Type II fout (het niet detecteren van een bestaande trend) snel toe naarmate het aantal CES locaties afnam. We concluderen daarom dat het Nederlandse CES project momenteel op een voldoende groot aantal locaties wordt uitgevoerd om eventuele trends in de tijd in de productiviteit van de meeste algemene zangvogels te kunnen detecteren. Een toename van het aantal CES locaties is echter wel gewenst om voor enkele soorten die momenteel een onzekere trend vertonen (Kleine Karekiet, Fitis en Matkop) meer zekerheid te verkrijgen over de aan- of afwezigheid van significante trends in de productiviteit in de loop van de tijd.


[close window] [previous abstract] [next abstract]