Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Warke G.A. & Day K.R. (1995) Changes in abundance of cyprinid and percid prey affect rate of predation by Cormorants Phalacrocorax carbo carbo on Salmon Salmo salar smolt in northern Ireland. ARDEA 83 (1): 157-166
Een analyse van het dieet van Aalscholvers in Noord-Ierland is uitgevoerd op twee kustslaapplaatsen, een broedkolonie aan de kust en een zalmrivier in het broedseizoen van 1991. Als meest opvallend resultaat kwam naar voren dat de broedvogels naast zeevis ook een belangrijk aandeel zoetwatervis in hun dieet opnemen, terwijl de niet-broeders nagenoeg uitsluitend van zeevis leven. Deze zoetwatervis, voornamelijk Paling, Blankvoorn en Baars en zalmachtigen, is deels afkomstig uit het op 60 km van de kolonie gelegen Lough Neagh en deels uit de dichterbij gelegen zalmrivier de Bush. Vergelijking van de dieetsamenstelling in de broedkolonie in 1991 met op dezelfde wijze verzameld materiaal uit 1985 laat zien dat toen het belang van zoetwatervis zelfs nog veel groter was. Deze verschuiving komt vooral voor rekening van dramatische afnamen van de bestanden aan Blankvoorn en Baars in Lough Neagh. Een en ander heeft geleid tot een lichte afname van de omvang van de broedkolonie tussen 1985 en 1991 (van 350 naar 299 paren) en tot een duidelijke vermindering van het aalscholverbezoek aan de zalmrivier. Laatstgenoemde afname was al sinds 1987 vastgesteld, maar kon in eerste instantie eveneens verklaard worden door de in dat jaar geringere migratie van jonge zalm ('smolt' genaamd) naar zee. Verder begon men dat jaar met verstoringactiviteiten langs de oevers. In 1991 en 1992 echter, met de trek van jonge zalm (naar zee) terug op het oude niveau en geen verstoring, bleken Aalscholvers de Bush nog maar marginaal te bezoeken. Toch kon ook dit geringe bezoek nog leiden tot een maximale exploitatie van 47% van de geschatte trek. Al met al lijken de specifieke behoeften van broedende Aalscholvers ertoe te leiden dat er betere en/of meer voorspelbare voedselgebieden in het binnenland bezocht moeten worden, ook al brengt dit hoge energie-investeringen in lange foerageervluchten met zich mee. Niet-broeders hebben geringere behoeften, die kennelijk ook dichterbij op zee gelenigd kunnen worden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]