Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Mertens J.A.L. (1977) The energy requirements for incubation in Great Tits Parus major L. ARDEA 65 (3-4): 184-196
Er bestaat verschil van mening over de vraag of de warmte die bij de normale stofwisselingsactiviteit vrij komt voldoende is om eieren uit te kunnen broeden of dat de broedende vogel extra warmte hiervoor moet produceren (King 1973). In dit artikel is getracht een bijdrage aan de oplossing van deze vraag te leveren door de thermische eigenschappen van nesten en nestkasten in functioneel verband met elkaar samen te vatten in een model, waarmee de voor het broeden noodzakelijke warmteproductie kan worden berekend in afhankelijkheid van legselgrootte en afmetingen van nest en nestkast. De berekeningen die met behulp van dit model gemaakt werden laten zien, dat er voor het broeden steeds meer warmte geproduceerd 'moet worden naarmate er meer eieren in het nest zijn. Dit heeft voor bijvoorbeeld een Koolmees die op tien eieren zit te broeden tot gevolg, dat deze bij omgevingstemperaturen beneden 27ŚC al extra warmte moet gaan produceren, terwijl dit in een nest met een ei pas bij temperaturen beneden 19ŚC nodig zou zijn. De stofwisselingssnelheid van een broedende Koolmees is gemiddeld over de hele broedperiode ongeveer 1,5 maal de basale stofwisselingssnelheid. Voor een niet-broedende Koolmees met een normale activiteit is dit ongeveer 2,5 maal de basale stofwisselingssnelheid. De energie behoefte van een normaal buiten rondvliegende Koolmees is dus groter dan bij een broedende Koolmees. Men moet zich echter wei realiseren dat een broedende Koolmees maar in zeer beperkte mate in de gelegenheid is om te foerageren, zodat het heel goed mogelijk moet worden geacht dat een broedende Koolmees zich geen stofwisselingssnelheid zal kunnen veroorloven, die veel hoger ligt dan 1,5 maal het basale niveau.


[close window] [previous abstract] [next abstract]