Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Nelson J.B. (1967) Colonial and cliff nesting in the Gannet. Compared with other Sulidae and Kittiwake. ARDEA 55 (1-2): 60-90
Het doel van dit artikel is om de aanpassingen van de Jan van Gent (Sula bassana) aan het nestelen op steile rotswanden (kliffen) duidelijk te maken en deze aanpassingen met die van de Drieteenmeeuw (Rissa tridactyla) te vergelijken. Voorts om de factoren te analyseren, die verbonden zijn met de gespecialiseerde biotoopvoorkeur, het dicht opeen nestelen en de opvallende territoriale agressie van de Jan van Gent. De verschillende factoren die betrokken zijn bij de biotoopkeus van de Jan van Gent (voornamelijk steile rotskusten van kleine eilanden) worden besproken, alsmede de voordelen die deze voor het leven van de vogels opleveren. De vele wijzen waarop Jan van Genten wat betreft anatomie, fylogenie en gedrag, aan het nestelen op klifkusten zijn aangepast, worden beschreven. Als voorbeeld van convergente evolutie worden talrijke gedragsaanpassingen van de Jan van Gent vergeleken met die van de Drieteenmeeuw; zij worden uitvoerig in de tekst besproken en zijn in de Tabellen 3 en 4 samengevat. Tot de aanpassingen aan het klifkustbiotoop behoort ook de kleur van de jongen, die aanzienlijk donkerder is dan die van enige andere vertegenwoordiger van de Jan van Genten familie. De gedachte wordt geopperd dat de functionele betekenis van dit donkere jeugdkleed moet worden gezocht in het maximale contrast dat dit kleed ten opzichte van het witte volwassen kleed teweeg brengt, waardoor de jonge vogels op minimale wijze de territoriale aanvallen van de volwassen vogels, met name die van de mannelijke oudervogel, uitlokken. De gedachte wordt verworpen dat Jan van Genten genoodzaakt zijn zo dicht op elkaar te nestelen en zo fel voor de bezetting van hun nestplaatsen te vechten, omdat er een tekort aan geschikte nestplaatsen zou zijn. Daarentegen worden argumenten aangevoerd voor de stelling dat de adaptieve waarde van dicht op elkaar nestelen, alsmede van de daaraan verbonden agressiviteit van de vogels in de synchronisatie van het voortplantingsproces, overkregen, door middel van toenemende sociale prikkels, is gelegen. Het gelijktijdig broeden maakt het mogelijk, dat alle volwassen vogels gelijktijdig gebruik kunnen maken van voedselbronnen die op hun beurt ook seizoenmatig in overvloed optreden, waardoor een uitzonderlijk hoog broedsucces wordt bereikt en waardoor jongen worden grootgebracht die over grote vetreserves beschikken. Ook wordt hierdoor bereikt, dat de jonge vogels onder optimale lichaamscondities uitvliegen, en voor het eerst zelf zee kiezen en voor zichzelf moeten leren te zorgen als de visrijkdom optimaal groot is. Tenslotte wordteen vergelijking gemaakt van de Jan van Gent met de andere vertegenwoordigers van het geslacht Sula ('boobies'), voornamelijk wat betreft voedselvoorraad, nesteldichtheid en synchronisatie van de voortplanting. Deze vergelijkingen ondersteunen de hypothese dat de Jan van Gent in oorsprong een klifkustbroeder is en geen broedvogel van de vlakke bodem. De meeste boobies nestelen niet dicht op elkaar, en beschikken over niet seizoenmatige, en veelal zelfs ongeregelde voedselbronnen. Zij broeden asynchroon en de sterfte van jongen als gevolg van voedselgebrek is groot. Sula variegata en S. nebouxii, die minder pelagische en veel meer kustvissers zijn, worden uitvoerig besproken, omdat bij hen ook een zekere groepssynchronisatie als gevolg van sociale prikkels optreedt. In deze gevallen blijkt de aanpassingswaarde evenwel veel geringer te zijn dan bij de Jan van Gent.


[close window] [previous abstract] [next abstract]