Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Rydzewski W. (1956) The nomadic movements and migrations of the European Common Heron, Ardea cinera L. ARDEA 44 (1-3): 71-188
De auteur geeft in dit artikel een uitwerking van alle in Europa verkregen ringresultaten van de Blauwe Reiger, voor zover deze voor hem toegankelijk waren. In totaal worden 4.187 terugmeldingen verwerkt. De Europese reigerbevolking wordt in een aantal populaties gesplitst, die alle volgens hetzelfde schema worden bewerkt. Van iedere populatie wordt de verspreiding en het aantal geringde vogels vermeld. Daarna wordt de 'nomatic period' besproken. Zodra de jongen vliegvlug worden verspreiden ze zich in alle richtingen. Aan dit, ook bij reigers bekende verschijnsel werd door Van Oort de naam dispersie gegeven. In de tabellen geeft de auteur de aantallen en het percentage aan, van de vogels, die maand voor maand in de verschillende richtingen werden teruggemeld. In de diagrammen zijn mede de afgelegde afstanden in iedere richting aangegeven. Op de kaartjes vindt men de terugmeldingen verkregen tijdens de trek en overwinteringperiode. Tenslotte worden gegevens vermeld over aankomst in het broedgebied, tijd van broeden en eventuele verplaatsingen van de ene kolonie naar de andere. De dispersie periode begint direct na het uitvliegen der jongen en duurt tot ongeveer midden september. Door de dispersie wordt een te grote bevolkingsdichtheid in de omgeving van de broedkolonie voorkomen. De afgelegde afstanden nemen van maand tot maand toe, in juni is deze gemiddeld 150 km, in september 300 km. Hoewel de vogels naar alle richtingen uitzwermen, overheerst de ZW-richting. Bij deze bewegingen vormen betrekkelijk smalle zeearmen en bergruggen van ongeveer 1.000 m hoogte reeds onoverkomelijke barriFres. In de eigenlijke trektijd, die tot het midden van de winter duurt, is dit niet meer het geval. De trek verloopt in een breed front met een ZW-normaalrichting. Een aparte plaats nemen de Britse en Noorse populaties in. De eerste zijn voornamelijk sedentair, de laatste overwinteren gedeeltelijk in Groot-Brittannid. De belangrijkste winterkwartieren van de continentale reigers liggen in de landen om de Middellandse Zee. Een deel overwintert in West-Afrika ten Zuiden van de Sahara. De auteur neemt aan, dat dit het oorspronkelijke overwinteringgebied is. Het overwinteren ten Noorden van de Sahara zou pas later zijn ontstaan, mogelijk ten gevolge van een verminderen van de trekdrang bij deze soort. Vele vogels overwinteren ook in hun broedgebied. Normaal verloopt de terugtrek weer in een breed front, nu in NO-richting. Terugkeer naar de oude kolonies is meermalen aangetoond, vestiging in andere kolonies, die tot op 490 km van de geboorteplaats gelegen kunnen zijn, is eveneens bewezen. Sommige vogels blijven in het Zuiden hangen zonder tot broeden te komen. De kustpopulaties trekken meer dan de centraal Europese. De auteur neemt aan, dat bij de Blauwe Reiger de trekdrang afneemt en in de toekomst een sedentaire soort wordt, waarbij de dispersie periode evenwel blijft bestaan.


[close window] [previous abstract] [next abstract]