Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

van Oosten H.H. & van Manen W. (2024) On the breeding ecology of Whinchats Saxicola rubetra in the last Dutch populations. ARDEA 112 (2): 285-295
Het Paapje Saxicola rubetra is een karakteristieke zangvogel van extensief gebruikte, weinig gemaaide wei- en hooilanden. Door deze voorkeur is de soort sterk achteruitgegaan in Nederland en elders in West-Europa. Hoewel het Paapje in de schijnwerper staat van onderzoekers in Europa, heeft er maar weinig onderzoek naar zijn broedbiologie plaatsgevonden buiten het agrarisch gebied. In Nederland broeden Paapjes met name nog in natuurgebieden, in de provincie Drenthe, waar de populaties vaak kleiner zijn dan 10 broedparen. In vier van deze populaties hebben we de broedbiologie bestudeerd om vast te stellen welke eigenschappen de soort in de problemen brengt. Paapjes bleken geclusterd in de onderzochte terreinen voor te komen, waardoor geschikte terreindelen onbezet bleven. Legselgrootte, nest- en paarsucces waren hetzelfde of hoger dan in andere studies van recente datum en van langer geleden. De meeste legsels werden tussen 16 en 20 mei gestart, wat nagenoeg hetzelfde tijdstip is als meer dan een halve eeuw geleden. In tegenstelling tot veel andere zangvogels hebben Paapjes hun legdatum dus niet vervroegd in deze opwarmende wereld. In hoeverre hun datumvastheid een evolutionair voordeel biedt weten we niet; we weten wel dat het paarsucces hoog is en er veel jongen uitvliegen. Paapjes voeren in Drenthe vooral kevers en rupsen, waarbinnen de soortensamenstelling veranderde in de loop van het seizoen. Aan de randen van het Wapserveld werden Rozenkevers Phyllopertha horticola (15 mg, 6% chitine) begin juni gevoerd, maar half juni werden Smalle Kniptorren Denticollis linearis (6 mg, 11% chitine) gevoerd: laatstgenoemde kever wordt veel vaker aangevoerd dan Rozenkevers, met als tweeledig verwacht effect dat dagactieve predatoren een nest eerder zullen vinden en dat vrouwtjes meer energie besteden aan het broedsel, waardoor de kans op een vervolglegsel kleiner wordt. Het is dus zaak om in dit terrein begin juni jongen in het nest te hebben. Nestsucces is bij Paapjes van groot belang, omdat ze maar één nest per jaar maken. Hierdoor zal een populatie eerder afnemen bij een toenemende mate van nestpredatie vergeleken met soorten die meerdere nesten per jaar maken, maar met dezelfde jaarlijkse overleving – zoals de Roodborsttapuit Saxicola rubicola. Ten slotte bleek 34% van de mannetjes ongepaard te zijn om vooralsnog onbekende redenen. De oorzaak kan liggen in grotere dispersieneigingen of grotere sterfte van vrouwtjes, of bijvoorbeeld door de door mannen gedomineerde seksratio onder nestjongen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]