Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Weidmann U. (1955) Some reproductive activities of the Common Gull, Larus canus L. ARDEA 43 (1-3): 85-132
no summary available

Van 4 tot 22 april 1954 deed ik waarnemingen over de voortplantingsethologie van Stormmeeuwen in een ca. 50 dieren sterke kolonie op een klein rotseiland in Loch Sunart, West-Schotland. Ter vergelijking met de Zilvermeeuw en andere grote meeuwen, de Kokmeeuw en andere soorten trachtte ik, de bewegingen die bij de territoriumverdediging, de paarvorming en de paring voorkomen nauwkeurig te beschrijven. In de vroege morgen vielen de vogels in kleine groepen luid roepend op het eilandje in. De meesten begonnen dadelijk te dreigen en andere toonden paarvorminggedrag, weer andere copuleerden en sommige tenslotte waren aan de nestbouw bezig. Dit werd dikwijls onderbroken, soms doordat de hele kolonie plotseling in paniek wegvloog, soms doordat sommige vogels gingen voedsel zoeken. Tegen de middag verdwenen alle vogels, op enkele na, die op het eiland bleven slapen. De meeste paren waren begin april al gevormd, en van deze verdedigden beide seksen het territorium. Sommige mannetjes vestigden zich op bij laagwater droogvallende rotsrichels; bij hoogwater poogden zulke mannetjes zich tussen reeds bezette territoria te vestigen, wat tot verbitterde gevechten leidde. In het algemeen echter bleven territorium- botsingen beperkt tot dreiggedrag. De intimiderende werking van dreiggedrag op niet-gevestigde indringers was dikwijls duidelijk. Reeds gevestigde mannetjes dreigen terug vanuit hun eigen gebied. Bijna alle dreighoudingen en -roepen (opgerichte dreighouding, fig. 1, 2; 'oblique', fig. 3-7; schokken-en-koeren, fig. 8, 9 en landingsroep) lijken sterk op de overeenkomstige houdingen en roepen van de Zilvermeeuw en de Kokmeeuw, maar tonen constante verschillen. Stormmeeuwen lopen op tegenstanders af in een typische houding (fig. 10) waarbij ze een roep uiten die op het 'crooning' lijkt, waarmee Kokmeeuwenmannetjes op hun wijfjes aflopen voordat ze deze voeren. De houding is tot nu toe bij andere meeuwen niet beschreven: functioneel vervangt hij bij de Stormmeeuw de opgerichte dreighouding dikwijls. Een houding die aan de voorovergebogen dreighouding van de Kokmeeuw herinnert heb ik enkele malen gezien (fig. 5); grastrekken nam ik niet waar, in de grond pikken slechts (zeer zelden) bij het schokken-en-koeren. Wanneer een aanvallend mannetje plotseling aarzelde, draaide hij dikwijls het gezicht weg ('head-flagging', fig. 11). Dit had, net als bij de Kokmeeuw, waarschijnlijk met plotseling opkomende vluchtdrang te maken. Deze beweging schijnt bij de Stormmeeuw nog niet geritualiseerd te zijn; de oorspronkelijke functie schijnt mij te zijn het buiten bereik brengen van het kwetsbare gezicht. Dikwijls gaan twee elkaar bedreigende Stormmeeuwen plotseling vlak naast elkaar zitten. Dit wisselt snel met felle gevechten af. In enkele gevallen nam ik vogels waar die ongetwijfeld bezig waren zich tot een paar aaneen te sluiten. Wijfjes liepen dan in de deemoedhouding op een mannetje af en bedelden door kopwippen om voedsel. Desondanks werden ze meestal vroeger of later door het betreffende mannetje verjaagd. Wanneer het wijfje zich dan te ver verwijderde, wed ze dikwijls door het mannetje gevolgd. Een zekere binding scheen ondanks de vijandschap toch reeds voorhanden. Bij vast gepaarde dieren zag ik nooit werkelijke aanval, noch vlucht. Ook namen de wijfjes bij het bedelen alleen in het begin van de paarvormingtijd de deemoedhouding aan. Bet scheen, of de angst van de wijfjes voor de mannetjes na dit beginstadium afnam. Of de opgerichte dreighouding en het opwegdraaien, die ook later nog te zien zijn bij ontmoetingen tussen de partners, en ook onmiddellijk na de copulatie, zwakke agressieve en vluchtneigingen aanduiden (zoals Moynihan bij de Kokmeeuw aanneemt) valt nog met uit te maken. De copulatie wordt zoals bij de andere genoemde meeuwen door wederzijds kopwippen (fig. 13-15) ingeleid. Al voordat het mannetje op de rug van het wijfje vliegt, begint het de copulatieroep te uiten (fig. 15).


[close window] [previous abstract] [next abstract]