Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Soler M., Soler J.J. (1992) Latitudinal trends in clutch size in single brooded hole nesting bird species a new hypothesis. ARDEA 80 (2): 293-300
Bij de Kauw blijkt de gemiddelde legselgrootte (statistisch significant) af te nemen van zuid naar noord (Fig. 1). Dat is nogal uitzonderlijk onder nestblijvers. Daarbij is in het algemeen juist sprake van een (al door Lack in 1947 opgemerkte) toename van de legselgrootte met een toenemende geografische breedte. Dit algemeen geldende patroon is door diverse auteurs toegeschreven aan de daglengteverschillen tussen noord en zuid, de voedselrijkdom in het noorden, en de afnemende predatierisico's van zuid naar noord. Een verklaring voor het afwijkende patroon bij de Kauw wordt in dit artikel gezocht bij: (1) het ontbreken van enig voordeel van kleine legsels bij de Kauw doordat er geen tweede legsels hoeven te worden geproduceerd en doordat het risico van nestpredatie klein is, en (2) er een afweging lijkt te worden gemaakt tussen aantal eieren en eigrootte, gezien een positief verband tussen eigrootte en geografische breedte (Fig. 1). De auteurs veronderstellen dat grote legsels voordelig zijn bij de Kauw, en meer in het algemeen bij holenbroeders die slechts een legsel per seizoen produceren. Echter, gezien de selectieve voordelen van grote eieren in het noorden, neemt de legselgrootte af van zuid naar noord doordat de vogel beperkt wordt in de totale investering die per seizoenkan worden gemaakt voor de voortplanting. Deze hypothese is getoetst aan de hand van literatuurgegevens over andere holenbroeders met een legsel per seizoen: Gierzwaluw, Alpenkraai en Steenuil (Fig. 2). Bij al deze soorten neemt de gemiddelde legselgrootte inderdaad af van zuid naar noord, en (volgens verwachting) neemt in elk geval bij de Steenuil de eigrootte toe van zuid naar noord.


[close window] [previous abstract] [next abstract]