Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Meijer T. (1992) Egg-laying patterns in captive Starlings. ARDEA 80 (2): 301-310
Van een groep spreeuwen in gevangenschap, bestaande uit 14 mannetjes en 28 vrouwtjes, werd de eileg in detail bestudeerd. De legdatum van 53 legsels varieerde van 13 april tot 2 juni (Fig. 1). De legselgrootte varieerde van 2-6 eieren, en vertoonde een afname over het broedseizoen (0,029 ei per dag, Fig. 2). Negentien vrouwtjes synchroniseerden hun leg tijdens het begin van het seizoen (Fig. 1), alhoewel deze periode langer was dan bij vrijlevende Spreeuwen (15 tegenover 3-10 dagen). Over deze synchronisatieperiode nam de legselgrootte niet af, in tegenstelling tot de 0,35 ei/dag bij vrijlevende Spreeuwen (Karlsson 1983). Spreeuwen hebben een dagelijks "legvenster", zoals beschreven voor hoenderachtigen (Follett& Davies 1979). De eieren (n = 115) in de eerste legsels van 26 verschillende vrouwtjes werden overwegend 's morgens gelegd (Fig. 3), 91% tussen 8.00 en 12.00 uur (zomertijd). De tijd tussen twee opeenvolgende eieren binnen een legsel was individueel verschillend. Dit ei-interval varieerde van 23 (Fig. 4a) tot 25 uur (Fig. 4d en 4e). Als vrouwtjes met een lang ei-interval legden tegen 11.00 - 12.00 uur, werd de leg de volgende dag onderbroken, en de daaropvolgende dag tussen 7.00 en 8.00 uur verder gelegd (Fig. 4e). Eigewicht was niet gerelateerd aan het gewicht van het vrouwtje, maar positief gecorreleerd met het ei-interval (Fig. 5). Bij de meeste zangvogelsoorten neemt het eigewicht binnen het legsel toe. Echter bij Spreeuwen werd in het begin van het seizoen een afname (Fig. 6), aan het eind van het seizoen een toename vastgesteld (Fig. 7). Deze gegevens vormen de basis voor verdere experimenten betreffende de proximate regeling van de eileg bij Spreeuwen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]