Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Hübner C.E. (2006) The importance of pre-breeding areas for the arctic Barnacle Goose Branta leucopsis. ARDEA 94 (3): 701-713
Voordat hoog noordelijk broedende ganzen definitief naar hun nestplek gaan, verblijven ze enige tijd in speciale gebieden in de buurt van de broedplaatsen. In 2003 en 2004 werden aan de westkust van Spitsbergen bij Brandganzen Branta leucopsis de aankomst en verblijfsduur van de ganzen en de grootte van de lichaamsreserves gedurende deze periode onderzocht. Het onderzoeksgebied bevond zich op de hellingen van Ingeborgfjellet, een ruim 700 m hoge bergketen die uit een brede fjord oprijst. Op basis van ringwaarnemingen werd geschat dat een vijfde deel van de totale populatie die op Spitsbergen broedt, dit gebied aandeed. De gemiddelde aankomsttijd was in beide jaren 26 mei. Ook de piekaantallen werden steeds in de laatste week van mei geregistreerd. De aankomst van ganzen viel samen met het moment waarop de foerageeromstandigheden in de pleistergebieden langs de Noorse kust sterk achteruitgingen. Overeenkomstig de groenegolfhypothese waren de vogels in staat op Spitsbergen sneller vetvoorraden aan te leggen dan op de zuidelijker gelegen pleisterplaatsen als ze daar waren gebleven. De aanmaak van vetvoorraden werd geschat door de buikomvang van gemerkte vogels te scoren. Een voordeel van een vroege aankomst op Spitsbergen bleek dat de vogels beter in staat waren de sneeuwcondities op de broedplekken in te schatten. In een jaar waarin de dooi vroeg inviel, trokken de ganzen vroeger door naar de broedkolonies. De gemiddelde verblijftijd op de pleisterplaats op Spitsbergen was 3,9 (2003) en 2,5 (2004) dagen, waarbij individuen die laat arriveerden korter bleven dan vroege vogels. Ondanks de betrekkelijk korte verblijftijd sloegen de vogels hier een aanzienlijke hoeveelheid vet op. Mannetjes leken gevoeliger te zijn voor sneeuw- en voedselomstandigheden dan vrouwtjes, want in een laat jaar legden de mannetjes tijdens hun verblijf geen reserves aan. De waarnemingen suggereren dat een vroege aankomst in het broedgebied niet ten koste hoeft te gaan van de lichaamsconditie. Voorwaarde is wel dat de ganzen dan in staat zijn de schaarse plekken te vinden waar sneeuw eerder wegsmelt dan elders en de voedselomstandigheden het gunstigst zijn. Het onderzoeksgebied voldeed hieraan, omdat de berghellingen naar het zuiden waren gericht, terwijl bemesting door talrijke zeevogels voor een relatief hoogwaardig voedselaanbod zorgde.


[close window] [previous abstract] [next abstract]