Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Camphuysen C.J. & Webb A. (1999) Multi-species feeding associations in North Sea seabirds: Jointly exploiting a patchy environment. ARDEA 87 (2): 177-198
Sinds het begin van de jaren zeventig hebben onderzoekers in alle landen rondom de Noordzee bijgedragen aan de inventarisatie van vogelvoorkomens op zee. Deze informatie werd tot dusverre vrijwel uitsluitend gebruikt om de 'kwetsbaarheid' van gebieden voor bijvoorbeeld olievervuiling onderling te kunnen vergelijken. Deze tellingen hebben veel inzicht verschaft in de verspreiding en de seizoenspatronen van zeevogels op zee, maar tot dusverre werd verrassend weinig aandacht besteed aan het foerageergedrag van vogels op zee. Tot nu toe werd verondersteld dat de geregistreerde dichtheden vogels op zee (n km-2) automatisch een afspiegeling zouden geven van de ligging van foerageergebieden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de verspreiding van foeragerende zeevogels in de nazomer voor de Britse oostkust en vooral van de vele groepen foeragerende vogels, al dan niet samen voorkomend met zeezoogdieren. Hiertoe werden verschillende typen foerageergedrag onderscheiden en behalve de aantallen vogels werd voor dit onderzoek ook precies bijgehouden waaruit hun activiteiten bestonden. In totaal werden 34 soorten zeevogels, 2 soorten zeehonden en 8 soorten walvisachtigen gezien. Groepen foeragerende zeevogels bestonden dikwijls uit verscheidene soorten (multi-species feeding associations: MSFA's). Dergelijke groepen werden niet alleen gevonden rond vissersschepen, maar ontstonden ook omdat de vogels werden aangetrokken door walvisachtigen, of rondom natuurlijke voedselbronnen (vooral scholen vis. De laatste categorie van MSFA's kende de grootste soortenrijkdom. Het meest voorkomend waren kleine groepjes zeevogels, duikend naar een concentratie zandspiering of haringachtige vis dicht onder de oppervlakte, die na korte tijd weer uiteenvielen. Drieteenmeeuwen Rissa tridactyla speelden een belangrijke rol bij het ontstaan van deze groepjes, die steevast werden gevormd na de ontdekking door deze meeuwen van een kleine groep synchroon duikende alkachtigen (vooral Zeekoeten Uria aalge of Alken Alca torda). Het opvallende gedrag van Drieteenmeeuwen maakte dat allereerst soortgenoten, maar vervolgens ook allerlei andere zeevogels toestroomden. Er waren duidelijke aanwijzingen dat de alkachtigen vis naar de oppervlakte dreven, waardoor er vis beschikbaar kwam die onder gewone omstandigheden buiten het bereik van de ondiep duikende meeuwen zou zijn gebleven. De specifieke rol van elk van de waargenomen zeevogels wordt beschreven aan de hand van toevallige waarnemingen vanaf het passerende schip. Het bleek dat een kleine groep Drieteenmeeuwen niet snel tot 'verontrusting' leidde bij de visopdrijvende alkachtigen. Zodra grotere zeevogels zich echter in de strijd mengden, viel de groep meestal snel uiteen. Dit uiteenvallen werd steevast voorafgegaan door het uit de groep wegdrijven van alkachtigen. De kop werd hierbij karakteristiek hoog opgeheven, terwijl de alkachtigen zich in verschillende richtingen verspreidden. Hieruit bleek eens te meer de rol van deze vogels bij het ontstaan en instandhouden van dergelijke foerageermogelijkheden. Veelvuldig werden zeevogels gezien die aangetrokken werden door (vooral) Bruinvissen Phocoena phocoena en Witsnuitdolfijnen Lagenorhynchus albirostris. Dergelijke zeezoogdieren leken, feitelijk net zoals de eerder beschreven alkachtigen, vis op zodanige manier op te drijven dat zeevogels zoals de Jan van Gent Morus bassanus en Drieteenmeeuw daarvan konden profiteren. De betekenis van dergelijke MSFA's is groot, zoals wel blijkt uit de 'bereidheid' van vogels om zich in dergelijke groepen te concentreren. Het 'minst' aangetrokken werden stormvogeltjes, aalscholvers en Noordse Stormvogels Fulmarus glacialis, terwijl foeragerende jagers, Zilvermeeuwen Larus argentatus en Kleine Mantelmeeuwen L. graellsii vrijwel uitsluitend in groepen met verscheidene vogelsoorten werden aangetroffen. Dergelijke groepen kunnen van grote betekenis zijn bij het opsporen van prooien, omdat ze al van grote afstand zichtbaar zijn. Een andere functie, wellicht nog veel belangrijker, is dat in een dergelijke groep voedsel binnen bereik komt dat anders te diep in het water zit of wellicht onvoldoende geconcentreerd voorkomt. Deze voordelen moeten dan opwegen tegen het onvermijdelijke nadeel van interspecifieke concurrentie. Er werden opvallende verschillen gezien in de bereidheid om dergelijke voedselbronnen op te sporen. Van Drieteenmeeuwen werd na het uiteenvallen van zo'n groep steeds gezien dat de vogels uiteengingen en erna verder gingen zoeken, terwijl grote meeuwen meestal op zee bleven zitten en pas weer in actie kwamen als ergens in de omgeving weer zo'n groep ontstond. Voor een voldoende begrip van de verspreiding van zeevogels op zee en van de onderlinge verbanden tussen zeevogels is een gedetailleerde studie van de interacties tussen verschillende soorten zeevogels buitengewoon belangrijk. Het is duidelijk dat het afzonderlijk beschouwen van verschillende soorten niet tot een compleet beeld kan leiden.


[close window] [previous abstract] [next abstract]