Ardea Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union |
Weidinger K. (2000) The breeding performance of Blackcap Sylvia atricapilla in two types of forest habitat. ARDEA 88 (2): 225-233 |
De auteur onderzocht Zwartkoppen Sylvia atricapilla in Oost-Bohemen in de Tsjechische Republiek in 1988 en 1989. Er konden twee duidelijk verschillende broedbiotopen worden onderscheiden. Enerzijds gemengde bossen (M) met een strak menselijk beheer, bestaande uit naaldbomen, eiken en vlier; anderzijds restanten van rivierbossen (0) met uitsluitend loofbomen als populier, els en wilg. De broeddichtheid was in beide jaren het hoogst in de rivierbossen, maar er waren geen duidelijke verschillen in broedsucces. In 1989 kwamen de Zwartkoppen iets eerder tot broeden in de rivierbossen, maar er bestonden geen biotoopspecifieke verschillen in eivolume, legselgrootte of broedselgrootte tussen de bostypen. Veel nesten verdwenen door predatie, maar de overlevingskansen van eieren en jongen verschilden niet tussen de beide biotopen. Dit is te zien aan de dagelijkse overlevingskansen en aan de omrekening van deze overlevingskansen naar de kans van respectievelijk een ei of een nestjong om te overleven. De resultaten kloppen met de voorspelling van de 'ideale vrije verdeling', waarbij het broedsucces afneemt naarmate de dichtheid aan broedende vogels toeneemt en waarbij de vogels proberen een maximaal broedsucces te halen en vrij zijn om hun territorium te kiezen. In dat geval zullen de dieren zich zo verspreiden dat het succes overal hetzelfde is. Onder de 'despotische verdeling' zijn de vogels niet vrij, maar worden individuen die zich nog niet gevestigd hebben, verdreven door de al gevestigde dieren. In dat geval wordt voorspeld dat het broedsucces hoger is in biotopen waar de broeddichtheid hoog is. Het is moeilijk voorstelbaar dat de Zwartkoppen echt volkomen vrij zijn, want ze vertonen wel territoriaal gedrag. Ben mogelijke verklaring is dat de verdeling binnen de biotopen despotisch is, maar vrij lijkt als biotopen vergeleken worden. Verder is de bewijsvoering voorlopig incompleet, omdat nog niet gekeken is naar mogelijke verschillen in overleving van de uitgevlogen jongen en overleving van de oudervogels. |