Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Sternberg H., Grinkov V.G., Ivankina E.V., Ilyina T.A., Kerimov A.B. & Schwarz A. (2002) Evaluation of the size and composition of nonbreeding surplus in a Pied Flycatcher Ficedula hypoleuca population: Removal experiments in Germany and Russia. ARDEA 90 (3): 461-470
In Nedersaksen, Duitsland, komt ongeveer 80% van de eerstejaars mannetjes van de Bonte Vliegenvanger Ficedula hypoleuca niet tot broeden. In 1974 en 1976 zijn bier in een onderzoeksgebied (LS) waar allangere tijd nestkasten werden gebruikt, gedurende 2-3 weken voorafgaande aan de broedperiode alle mannetjes die aankwamen, dagelijks weggevangen en tijdelijk in een voliere bewaard. In 2000 is dat ook gebeurd in een gebied rond Moskou (MR.), waar dat jaar voor bet eerst nestkasten waren opgebangen De vogels werden twee tot drie dagen voor de mediane eilegdatum in nabijgelegen controle plots weer losgelaten. De twee onderzocbte populaties bleken een gelijke leeftijdsopbouw te bebben, maar verschilden in bet aandeel ter plekke geboren jongen dat in de populatie als broedvogel terugkeerde (9% tegen <1%). In beide onderzoeksgebieden was bet aantal weggevangen mannetjes in de experimentele plots vier keer groter dan bet aantal mannetjes dat zicb als broedvogel in controle plots vestigde. Hoewel de verbouding tussen het aantal broeders en niet-broeders in beide gebieden gelijk was, werden in LS vier keer zoveel mannetjes verwijderd in vergelijking tot MR. Waarscbijnlijk komt bet kleine aantal in MR door de veellagere nestkastbezetting in dit gebied. Na bet vrijlaten broedde een deel van de mannetjes alsnog in het onderzoeksgebied. Het percentage was voor LS en MR gelijk. In LS keerde een extra deel van de vrijgelaten vogels in de volgende jaren terug als broedvogel. Als verondersteld wordt dat de jaarlijkse overleving van adulte vogels 50% is, dan kan berekend worden dat bijna alle overlevende individuen van de verwijderde vogels uiteindelijk in bet studiegebied in LS tot broeden kwamen. Hoewel voorMR er minder jaren verstreken zijn na bet wegvangexperiment, lijkt hier bet percentage vogels dat als broedvogel terugkeerde, gelijk te zijn aan LS. In beide populaties waren de weggevangen vogels die na loslating in betzelfde jaar tocb nog tot broeden kwamen, ouder en donkerder gekleurd dan de niet-broeders. Deze resultaten laten zien dat zowel bij een hoge (LS) als bij een lage (MR.) dicbtheid aan Bonte Vliegenvangers een boog percentage mannetjes niet tot broeden komt en bet broedproces bij vogels die bieraan voor de eerste keer deelnemen, op een later tijdstip kan beginnen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]