Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Walters J. (1957) Über den Balzruf des Flussregenpfeifers, Charadrius dubius Scop. ARDEA 45 (1-2): 62-72
Over de baltsroep van de Kleine Pluvier (Charadrius dubius). a. Het ritme van de baltsroep van de Kleine Pluvier is gedurende de jaren 1954, 1955 en 1956 in de omgeving van Amsterdam bestudeerd. b. Over het algemeen en gemiddeld is dit ritme sneller aan het begin van de baltsvlucht: gedurende het eerste tiental seconden 15,0 in 10 sec.gedurende het tweede tiental seconden 14,3 in 10 sec.gedurende het derde tiental seconden 13,8 in 10 sec.gedurende het vierde tiental seconden 13,8 in 10 sec.gedurende het vijfde tiental seconden 13,5 in 10 sec.gedurende het zesde tiental seconden 15,0 in 10 sec.c. Het ritme is sneller aan het einde van de voortplantingstijd dan aan het begin van het seizoen (april). d. Het gemiddelde tempo was in 1954 14,1 in 10 sec. en in 1955/1956 14,0 in 10 sec. (max. 20, min. 11 in 10 sec.). e. Vergelijkingen zijn gemaakt met het ritme van de baltsroep bij enkele andere Limicolae: Tringa totanus gemiddelde frequentie 25,0 in 10 sec.Haematopus ostralegus gemiddelde frequentie 20,4 in 10 sec.Limosa limosa gemiddelde frequentie 14,4 in 10 sec.De baltsvlucht van de Grutto vertoont een grote overeenkomst met die van dubius, niet alleen wat het tempo van de baltsroep betreft, doch ook door de uitvoering van de vlucht zelf en door de overeenkomst van de inleidende vluchten ('introductory flight' van Limosa limosa (Huxley & Montague 1926) en 'hostility-flight' van Charadrius dubius (Switers 1938)). f. Enkele oorzaken van de fluctuaties in het tempo van de baltsroep bij Charadrius dubius zouden kunnen worden gevonden bij het bestuderen van: 1. de invloeden van het klimaat en speciaal van de temperatuur; 2. de invloed van de dichtheid van de broedvogelbevolking; 3. de invloed van de leeftijd van de zingende ??; 4. een eventueel verschil tussen het tempo voor het eerste legsel en voor het tweede of voor een vervolglegsel; 5. een eventueel verband met de geschiedenis van de vestiging van de soort; 6. een eventueel verband met de schuwheid van de vogels. g. Een klein deel van het gedrag van de broedvogelbevolking bij Amsterdam is in cijfers uitgedrukt en geeft ons of deze manier een basis voor een objectieve vergelijking met andere broedvogelbevolkingen van Charadrius dubius curonicus en met die van de andere subspecies.


[close window] [previous abstract] [next abstract]