Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Klaassen M., Kersten M. & Ens B.J. (1990) Energetic requirements for maintenance and premigratory body mass gain of waders wintering in Africa. ARDEA 78 (1-2): 209-220
De kosten van weefselopslag (et) vormen, naast de onderhoudskosten (MMR), een belangrijke post in het energiebudget van steltlopers die zich op de trek voorbereiden. Om deze kosten te bepalen onder de tropische omstandigheden in de overwinteringgebieden in Afrika, werden vijf soorten steltlopers (Bontbekplevier, Drieteenstrandloper, Kanoetstrandloper, Regenwulp en Steenloper) gevangen en in kooien gehouden. De dagelijkse voedselopname (GEI), verteringsefficiëntie (Q) en gewichtsveranderingen ( M) werden in alle vijf de soorten gemeten. In drie soorten werd tevens het dagelijks energie verbruik (DEE) gemeten met behulp van de dubbel gemerkt water methode (Lifson & McClintock 1966, Nagy 1980). De kosten van weefselopslag bleken te variëren tussen 7 en 35 kJ per gram en samen te hangen met de conditie van de vogel. Magere vogels hadden, in tegenstelling tot weldoorvoede individuen, relatief weinig voedsel nodig om in gewicht toe te nemen. Dit wijst er op dat in eerste instantie voornamelijk eiwit werd aangelegd en later in toenemende mate vet. Onze resultaten ondersteunen de bevindingen van Piersma & van Brederode (1990) en Zwarts et al. (1990b) dat gemiddeld 60% van het reserveweefsel uit vet bestaat gedurende de laatste fase van de voorbereiding op de wegtrek. Bij gelijke omgevingstemperatuur bleken de onderhoudskosten van de Afrikaanse dieren lager te zijn dan die van wadvogels uit gematigde overwinteringgebieden (Kersten & Piersma 1987). Dit bleek ook het geval bij een vergelijking van het onderhoudsmetabolisme van Steenlopers afkomstig uit Afrika en Europa, gehouden onder identieke omstandigheden. We veronderstellen dat dit een aanpassing is waarbij de geringere interne warmteproductie de kans op oververhitting verlaagt onder tropische omstandigheden. Het is aannemelijk dat er een vaste relatie bestaat tussen het onderhoudsmetabolisme en het basaalmetabolisme (zie Kersten & Piersma 1987). Op basis van de vermoede relatie tussen basaalmetabolisme en maximale arbeidscapaciteit zouden de lage onderhoudskosten in de Afrikaanse steltlopers een verlaagd metabolisch potentieel in de arctische broedgebieden tot gevolg kunnen hebben. Een verdere aanwijzing voor aanpassingen om oververhitting te voorkomen vormt het negatieve verband tussen omgevingstemperatuur en verteringsefficiëntie. Dit verband werd bij een compilatie van gegevens van diverse steltlopersoorten gevonden. Volgens Blaxter (1989) hebben eiwitten een hogere verteringswarmte (HIF) ten opzichte van andere voedingsstoffen. Het is daarom mogelijk dar de lage totale verteringsefficiëntie bij hoge temperaturen het gevolg is van een geringe vertering van eiwitten, om hiermee een lagere interne warmteproductie te bewerkstelligen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]