Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Holmgren N., Ellegren H. & Pettersson J. (1993) Stopover length, body mass and fuel deposition rate in autumn migrating adult Dunlins Calidris alpina: Evaluating the effects of moulting status and age. ARDEA 81 (1): 9-20
Dit onderzoek gaat over Bonte strandlopers die tijdens hun herfsttrek pleisteren bij Ottenby, de zuidelijke punt van het eiland Öland in Zweden. De vogels werden daar gevangen en geringd. Verder onderzocht men de mate van rui en bepaalde het lichaamsgewicht. Zij vergeleken vier categorieën: vogels in hun tweede jaar en oudere vogels, en voor beide leeftijdsgroepen de mate van slagpennenrui. Onder de tweedejaars waren er meer actief ruiend dan onder de ouderen. De duur van de pleisterperiode werd geschat met behulp van een toevalsmodel en op grond van de terugvangkans (Fig. 1). Deze periode bleek te variëren tussen enkele dagen en ruim een week. De tweedejaars bleken langer te pleisteren dan de ouderen, maar tussen ruiende en niet ruiende vogels van dezelfde leeftijd was geen aantoonbaar verschil in pleisterduur (Tabel 1). Het gemiddelde gewicht van de tweedejaars lag iets hoger dan dat van de ouderen (Fig. 2). Tussen de vier categorieën was echter geen duidelijk verschil in aankomstgewicht en ook niet in de snelheid waarmee het gewicht toenam tijdens het pleisteren (Tabel 2). Het gemiddelde gewichtsverschil tussen de leeftijdsgroepen wordt dan ook veroorzaakt door de langere verblijfsduur van de tweedejaars vogels: hun vertrekgewicht is hoger. Op grond van het ontbreken van duidelijke correlaties wordt gesuggereerd dat de beslissing om het pleistergebied weer te verlaten onafhankelijk is van aankomstgewicht en de snelheid van de gewichtstoename (Tabel 3). Verder blijkt bij niet-ruiende vogels een negatief verband te bestaan tussen het lichaamsgewicht bij het ringen en de snelheid van de gewichtstoename. Dit houdt in dat als ze met een laag gewicht aankomen, de reserves sneller worden aangevuld. Deze resultaten sluiten goed aan bij de hypothese dat bij de trek de energetische kosten zo laag mogelijk worden gehouden en de snelheid zo hoog mogelijk.


[close window] [previous abstract] [next abstract]