Ardea Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union |
Summers R.W., Swann R.L., Etheridge B. & Elkins N. (2023) Migrations, destinations and breeding of Eurasian Curlews Numenius arquata arquata that spend the non-breeding season in northern Scotland. ARDEA 111 (2): 533-542 |
De Wulp Numenius arquata gaat in Europa in aantal achteruit. Om de soort beter te kunnen beschermen, is het belangrijk om te weten waar in de jaarcyclus zich problemen voordoen. In 2016–2018 zijn in de Moray Firth in het noorden van Schotland 48 overwinterende Wulpen van een geolocator voorzien om na te gaan waar hun broedgebied ligt, wanneer ze trekken, welke trekroute ze volgen, wanneer ze precies broeden en wat hun broedsucces is. Van deze Wulpen werden er later 19 teruggevangen waarvan de in de geolocator opgeslagen gegevens konden worden achterhaald. De vogels bleken te broeden in het noorden van Schotland (21% van de gemerkte vogels), in Noorwegen (32%), Zweden (21%) en in Finland plus Rusland (26%). Deze percentages komen overeen met de resultaten van eerder ringwerk. De Noorse vogels werden op 31 maart (mediane datum) voor het laatst in het overwinteringsgebied gezien, de Zweedse vogels op 11 april en de Finse vogels op 15 april. Voor hun vertrek naar de broedgebieden namen de vogels 10–13% in gewicht toe (vetaanleg), voldoende om 1000 km in één keer af te leggen. Noorse vogels kunnen daardoor gemiddeld wel hun broedgebied in één keer halen, de Zweedse en Finse vogels echter niet. Die laatste twee moeten in ieder geval onderweg een of meer tussenstops maken om het broedgebied te bereiken. Ze zijn daardoor langer onderweg en arriveren daardoor later in hun broedgebied dan de Noorse vogels. In het voorjaar hadden de meeste Fennoscandinavische Wulpen de wind in de rug als ze de Noordzee overstaken, in het najaar hadden alle vogels de wind tegen. Eén eerstejaars vogel bracht de zomer in het noorden van Schotland door, maar trok het jaar daarop naar Rusland, zonder evenwel tot broeden te komen. De twee seksen broedden op verschillende tijden van het etmaal, ook al was het voor de meeste vogels het gehele etmaal licht. Bij 63% van de vogels die tot broeden kwamen, leverde dat kuikens op, zij het soms na een tweede broedpoging. Omdat het in de broedgebieden het gehele etmaal licht was, was het niet mogelijk het begin van de najaarstrek te bepalen. Alleen het laatste deel van de najaarstrek kon worden vastgelegd. Er was daarin geen verschil te zien binnen de vogels uit het Fennoscandinavische broedgebied. De eerste vogel kwam op 11 juli weer in het Schotse winterkwartier aan. |