Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Altenburg J.F., van den Brink B., Klaassen R.H.G., Collier M.P., van der Jeugd H.P., van de Crommenacker J. & van Horssen P. (2025) Variation in migration distance does not affect arrival date in the subsequent breeding season of Dutch Barn Swallows Hirundo rustica. ARDEA 113 (1): 17-17
In het kader van het Jaar van de Boerenzwaluw (2011) werd in de jaren 2011/12 en 2012/13 een onderzoek uitgevoerd naar het trek- en overwinteringsgedrag van Nederlandse Boerenzwaluwen Hirundo rustica. In elk van de vijf onderzoeksgebieden werden maximaal twee keer tien volwassen Boerenzwaluwen voorzien van een geolocator. Geolocators meten de lichtsterkte over de tijd en slaan het maximum per minuut of enkele minuten op. Het tijdstip ‘zon op’ respectievelijk ‘zon onder’ en de daglengte vormen de sleutelgegevens waarmee de breedtegraadpositie van een vogel dagelijks kan worden vastgesteld. De lengtegraad kan worden afgeleid uit de hoogte van de zon om 12 uur. Omdat de najaarstrek voor een groot deel samenviel met de periode waarin de daglengte op de hele wereld vrijwel gelijk was (equinox), waren daar geen betrouwbare locatiegegevens voor af te leiden. Vanwege hun grotere jaarlijkse kans op terugvangst dan vrouwtjes kregen alleen mannetjes een geolocator. Om het eventuele effect van het onderzoek op hun terugkeerkans te kunnen monitoren, werden geringde volwassen mannetjes die in dezelfde schuren en stallen broedden, aangemerkt als ‘controlegroep’. De mannetjes zijn zeer plaatstrouw aan hun broedlocatie. Exemplaren die het daaropvolgende jaar niet waren teruggekeerd waren hoogstwaarschijnlijk niet meer in leven. Relevant voor dit onderzoek is het verloop van de slagpenrui van de Boerenzwaluw: behoud van een goed vliegvermogen is cruciaal voor de dagelijkse vangst van vliegende insecten en voor het succesvol overbruggen van grote afstanden. De slagpenrui van Nederlandse Boerenzwaluwen vindt (pen voor pen) in het overwinteringsgebied plaats. Onder goede omstandigheden neemt deze 120–130 dagen in beslag. Onder slechte omstandigheden kan de duur oplopen tot wel 190 dagen. Het starten van de trek voordat de vleugelrui voltooid is, is voor Boerenzwaluwen een risicovolle strategie. Evolutionair gezien staat er voor mannetjes een grote druk op vroeg aankomen in het broedgebied. Ons onderzoek leverde plaatsbepalingen van 21 volledige reizen en één gedeeltelijke reis op (acht in 2011/12 en 14 in 2012/13). De overwinteringsgebieden lagen wijd verspreid: van Ghana tot aan Zuid-Afrika, al overwinterden de meeste vogels in het Congobekken. We analyseerden de correlatie tussen aankomstdatum in overwinteringsgebied en de duur van het verblijf daar evenals de correlatie tussen de vertrekdatum uit het overwinteringsgebied versus de duur van de voorjaarstrek. De afstand tussen broedlocatie en overwinteringsgebied varieerde met een factor 1,7 tussen de meest noordelijk en meest zuidelijk overwinterende vogels. Deze bevinding leidde tot de sleutelvraag of de afstand tussen broedlocatie en overwinteringsgebied effect heeft op de aankomstdatum in het broedgebied. De verst trekkende Boerenzwaluwen kwamen later aan in hun overwinteringsgebied. Ze bleven er ook significant korter. Deze vogels wisten zich – ondanks de mogelijke handicap van de nog niet voltooide slagpenrui – tussentijds te verplaatsen naar een ander overwinteringsgebied. De verst trekkende vogels begonnen ook significant eerder aan de terugtrek naar de broedlocatie. In tegenstelling tot onze verwachting leidde een grotere afstand tussen het overwinteringsgebied en de broedlocatie niet per definitie tot een latere aankomst op de broedlocatie. Een bijzonder resultaat van ons onderzoek betreft het overwinterings- en trekgedrag van twee Boerenzwaluwen die elk in beide onderzoeksjaren een geolocator terug wisten te brengen. Herhaalde trekgegevens kunnen voor kleine zangvogels maar zelden worden gepresenteerd. De twee vogels kozen in beide jaren het Congobekken als overwinteringsgebied. Binnen een onderzoeksjaar hanteerde elk van de vogels een vergelijkbare trekstrategie voor hun najaars- en voorjaarstrek. Voor beide migratiefases van deze vogels zijn verschillen en overeenkomsten tussen jaren helaas niet te duiden, omdat deze qua timing grotendeels samenvielen met de equinox. Ondanks de zorgvuldige uitvoering van het onderzoek en tussentijdse aanpassingen (lichter, meer gestroomlijnd geolocatortype en andere bevestiging) lag de terugkeerkans van vogels met een geolocator in beide onderzoeksjaren significant lager dan die van de vogels uit de referentiegroep. Dit verschil is vergelijkbaar met andere internationale boerenzwaluwstudies waarin geolocators werden toegepast.


[close window] [previous abstract] [next abstract]