Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

van Oosten H.H. (2025) Clutch size and breeding ecology of multi-brooded European Stonechats Saxicola rubicola in acidic inland heathlands and calcareous coastal dunes. ARDEA 113 (1): 20-20
In dit onderzoek heb ik getracht een antwoord te geven op de vraag in hoeverre de broedecologie van Roodborsttapuiten Saxicola rubetra verschilt in twee verschillende habitats: mineraalarme, zure heidevelden op de Zuidwest-Veluwe (2020–2023) en mineraalrijke, basische kustduinen in de omgeving van Castricum (Noordhollands Duinreservaat, NHD; 2015, 2019–2021). De aanleiding voor dit onderzoek was de gedachte dat geleedpotigen afnemen als gevolg van verzuring en vermesting in van nature slecht gebufferde, mineraalarme habitats zoals heidevelden, waardoor insecteneters hier theoretisch in de knel zouden kunnen komen. In door calcium sterk gebufferde kustduinen zullen negatieve effecten op de geleedpotigenfauna geringer zijn. De legselgrootte was kleiner op de Veluwe dan in het NHD, omdat op de Veluwe vaker vijf- dan zeslegsels werden geproduceerd en in het NHD andersom. In beide habitats nam de legselgrootte toe tot een piek rond midden mei, gevolgd door een afname, conform de literatuur, maar legsels waren structureel 0,2–0,5 ei kleiner op de Veluwe. Ook het gewicht van de nestjongen was lager op de Veluwe (14,7 ± 3,3 gram tegen 15,5 ± 2,8 g) en het gewicht varieerde sterker op de hei gedurende het seizoen: de afwijking van het gewicht was negatief tussen eind mei en begin juli, maar in het NHD alleen in midden-eind mei. Na begin juli namen de gewichten toe, wellicht omdat sprinkhanen dan algemeen zijn. Een opvallend verschil was het kleine aandeel rupsen in het voedsel van de nestjongen op de Veluwe en (daarmee mogelijk samenhangend) het grote aandeel spinnen. Ondanks de verschillen in voedsel werden nestjongen in beide habitats even vaak gevoerd en ook varieerde de voerfrequentie niet met het seizoen. Bovendien zochten ouders op de Veluwe even ver van hun nest naar voedsel voor de jongen als in het NHD. Dit alles duidt op een geringere voedselkwaliteit voor Roodborsttapuiten op de Veluwe. Het is van belang te beseffen dat onbekend is in hoeverre er van nature al verschillen zijn tussen beide habitats, waardoor het niet mogelijk is om de verschillen in verband te brengen met extra antropogene verzuring. Daarnaast loopt de lengte van de dagelijkse periode waarin ouders hun jongen voeren synchroon met toenemend en later afnemend daglicht met het seizoen mee. Ik vermoed dat daglicht een evolutionaire verklaring is voor de legselpiek halverwege het seizoen, mogelijk samen met geringe predatie van nesten die uitvliegen rond de langste dag.


[close window] [previous abstract] [next abstract]