Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Balança G. & Schaub M. (2005) Post-breeding migration ecology of Reed Acrocephalus scirpaceus, Moustached A. melanopogon and Cetti’s Warblers Cettia cetti at a Mediterranean stopover site. ARDEA 93 (2): 245-257
Veel Europese zangvogels zijn langeafstandstrekkers, die elk jaar tussen Europa en Afrika heen en weer pendelen. Korte periodes van vliegen worden dan afgewisseld met veel langere periodes waarin gegeten wordt om energie op te doen voor het volgende traject. Er zijn ook soorten die minder grote afstanden afleggen, en dus ook minder reserves behoeven aan te leggen. In deze studie wordt een vergelijking gemaakt in trekgedrag tussen een drietal verwante zangers: de Kleine Karekiet Acrocephalus scirpaceus, Zwartkoprietzanger A. melanopogon, en de Cetti’s Zanger Cettia cetti. Het onderzoeksgebied lag in Zuid-Frankrijk, vlak bij de Middellandse Zee. De vogels werden in het najaar gevangen met mistnetten, waarna ze werden geringd, gemeten en gewogen. Door intensief te vangen en te ringen werden veel vogels teruggevangen. Zo kon de gewichtstoename berekend worden, dat wil zeggen de snelheid waarmee vogels energiereserves voor de trek aanlegden. Bovendien boden de ringwaarnemingen de mogelijkheid om met geavanceerde rekenmodellen de sterkte van de doortrek te bepalen. Zo werd de mate van immigratie in het studiegebied berekend, evenals de emigratie en verblijfsduur. Van de Kleine Karekiet werden vooral eerstejaars vogels gevangen en nauwelijks adulte vogels. De gemiddelde verblijfsduur van de Kleine Karekiet in het onderzoeksgebied was 8,5 dagen, oplopend van 6,1 eind juli tot 11,1 eind oktober. Deze snelheid van doortrek is vergelijkbaar met wat elders in Europa is vastgesteld. De gewichtstoename (vooral door opslag van vet) was 0,29 g per dag tijdens de piek van de trek eind september. Hiermee springt dit gebied er gunstig uit in vergelijking met andere plekken rond de Middellandse Zee, waar de vogels beduidend minder snel vet opslaan. In de loop van het najaar namen de karekieten sneller in gewicht toe, en omdat ze bovendien langer bleven, nam de opslag van lichaamsreserves toe van 0,37 g in juli tot 4,48 g eind oktober. Dit wijst erop dat het trekpatroon sterk verschilt tussen vroege en late doortekkers, omdat late vogels een veel groter bereik hebben dan vogels die eerder doortrekken. Zwartkoprietzangers bleken vooral vogels afkomstig uit het achterland van de vangplek. Veel vogels kwamen naar het vanggebied om te ruien. De gewichtstoename was gering, en hoewel de meeste vogels laat in het najaar wegtrokken, was de trekafstand klein, enkele honderden kilometers tot in Spanje. Cetti’s zanger zijn amper trekvogel te noemen. De gevangen vogels waren afkomstig uit struikgewas dat het studiegebied omringde, en de meeste dieren bleven binnen 5 km van de vangplek. In hoeverre de verschillen in trekpatroon tussen de bestudeerde zangvogels te maken heeft met voedselaanbod en -keuze wordt nu onderzocht.


[close window] [previous abstract] [next abstract]