Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Dalbeck L. & Heg D. (2006) Reproductive success of a reintroduced population of Eagle Owls Bubo bubo in relation to habitat characteristics in the Eifel, Germany. ARDEA 94 (1): 3-21
Oehoes Bubo bubo zijn succesvol geherintroduceerd in de Eifel in de jaren 1974–1999. Tegenwoordig broeden ongeveer 90 Oehoe-paren in het gebied, waarvan ongeveer 60 jaarlijks één of meerdere jongen grootbrengen. Het voortplantingssucces is echter variabel en wisselt van jaar tot jaar. In dit stuk analyseren we welke factoren het succes beïnvloeden en hoe dat veranderd is door de jaren. Nestelplaatsen in de beschutting van ronde of halfronde rotswanden, en vooral op rotsen van vulkanische oorsprong, hadden meer succes dan andere nestelplaatsen. Dit komt waarschijnlijk omdat het microklimaat op deze plaatsen gunstiger is. Daarnaast was het succes het hoogst in de dalen en nam geleidelijk af richting de heuveltoppen (tot 750 m boven zeeniveau). Hoe hoger de broedplek lag, hoe later in het seizoen de Oehoes tot broeden kwamen. Dit laat zien dat ook op deze schaal klimaat een sterk effect op succes had. Deze conclusie wordt gestaafd door de vergelijking tussen jaren: Oehoes broeden later in jaren met een koude nawinter, en hebben dan ook minder succes (de eieren worden gelegd in februari-maart). Het voortplantingssucces bleek ook achteruit te gaan met toenemende bedekking van bos binnen 2 km rondom het nest, waarschijnlijk omdat Oehoes open gebied nodig hebben om voldoende prooi te kunnen vinden voor de jongen. Het gemiddeld succes per nestplek (1.13 jongen) en per succesvol paar (2.13 jongen) was vergelijkbaar met andere Oehoe-populaties, en bleef redelijk constant door de jaren. Echter, het gemiddeld aantal jongen per succesvol broedsel nam duidelijk af, wat gecompenseerd werd door een afname in het aantal paren dat helemaal geen jongen groot bracht. Omdat alle potentiële broedplaatsen jaarlijks gecontroleerd werden op Oehoes (totaal 421 rotswanden), bleek het mogelijk om (1) een schatting te geven van het verdere uitbreidings-potentieel van de Eifel-populatie, (2) een schatting te geven welke plekken naar verwachting veel jongen opleveren (op grond van ligging en habitat). Het blijkt dat vooral in de dalen veel rotswanden voorhanden zijn met naar verwachting een hoog voortplantingssucces. Slechts een deel van deze wanden wordt ook daadwerkelijk door Oehoes benut, de grootste leegstand treedt op in het Moezeldal. Deze informatie kan gebruikt worden om gedetailleerde voorstellen te maken ter bescherming van de soort en de meest waardevolle nestelplaatsen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]