Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Jenkins A.R. (2000) Variation in the quality of parental care at falcon nests in South Africa as evidence for postulated differences in food availability. ARDEA 88 (1): 17-32
Het centrale idee in deze studie is dat Slechtvalken Falco peregrinus die in tropische gebieden broeden, te kampen hebben met voedselschaarste. Als gevolg daarvan wuden ze meer moeite hebben bij het grootbrengen van jongen dan soortgenoten die in meer gematigde gebieden broeden, of Lannervalken F. biarmicus, die beter aangepast zijn aan de tropische condities door hun brede prooikeus. Slechtvalken daarentegen zijn gespecialiseerd in het vangen van energierijke prooien, omdat ze op een energiearm menu niet op gewicht kunnen blijven. Om dit idee over vermeende voedseltekorten te bewijzen onderzocht de auteur broedende Slechtvalken en Lannervalken in de Soutpansberg in het warme noorden van Zuid-Afrika, en een populatie broedende Slechtvalken op het schiereiland Kaap de Goede Hoop in het gematigde zuiden van Zuid-Afrika. Om het gedrag van de oudervogels op het nest en het aantal aangebrachte prooien goed vast te leggen werden filmcamera's bij het nest gemonteerd, die ongeveer elke twee minuten een 'foto' maakten. Controles middels directe waarnemingen lieten zien dat dit systeem goed werkte. De grote onderzoekinspanning is af te lezen in appendix 1: 136 dagen met volledige cameradekking aan vijf Slechtvalknesten op de Kaap en 83 en 122 dagen aan respectievelijk vier Slechtvalknesten en zes Lannervalknesten bij de Soutpansberg. Broedselgrootte en leeftijd van de jongen waren de belangrijkste factoren die ouderzorg, gemeten aan het aantal voederingen per dag, of tijd op het nest. konden verklaren. Daamaast had in sommige gevallen het weer ook een effect. Zoals voorspeld brachten de Soutpansberg Slechtvalken per tijdseenheid minder prooien naar hun jongen dan soortgenoten bij de Kaap of de in hetzelfde gebied broedende Lannervalken. Bij beide soorten verdeelt het vrouwtje de prooien onder de jongen. Het wijfje bebroedt en bewaakt ook de jongen. De Slechtva1kvrouwtjes in het Soutpansberggebied verlieten opvallend vroeg het nest met de jongen. en dit wordt geïnterpreteerd als een effect van voedseltekorten. die de vrouwtjes noopten om zelf te gaan jagen ten koste van de verdediging en bebroeding van de jongen. De directe waarnemingen ondersteunen de conclusies op basis van het filmmateriaal. longen groeien beter in kleine broedsels, maar er zijn aanwijzingen dat bij een zelfde broedselgrootte jongen van Kaapse Slechtvalken inderdaad beter groeiden dan van Slechtvalken van de Soutpanberg. Ondanks het feit dat de vrouwtjes van de Slechtvalken in het Soutpansberggebied hun jongen al vroeg in de steek lieten om te gaan jagen, konden ze niet voorkomen dat de jongen, met name in grote broedsels, relatief weinig voedsel kregen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]