Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Stienen E.W.M., van Beers P.W.M, Brenninkmeijer A., Habraken J.M.P.M., Raaijmakers M.H.J.E. & van Tienen P.G.M. (2000) Reflections of a specialist: Patterns in food provisioning and foraging conditions in Sandwich Terns Sterna sandvicensis. ARDEA 88 (1): 33-49
Zeevogels zijn zeer gevoelig voor veranderingen in het voedselaanbod. Vooral bij gespecialiseerde soorten, zoals de Grote Stem Sterna sandvicensis, zullen fluctuaties in het voedselaanbod meteen zichtbaar zijn in de voedselsamenstelling van de kuikens. In de zuidelijke Noordzee worden de kuikens van de Grote Stern uitsluitend gevoerd met haring- en zandspieringachtigen (verder haring en zandspiering genoemd). Van deze vissoorten is bekend dat hun gedrag een ritmiek vertoont met het tijdstip van de dag en het getij. Het is dus te verwachten, dat dergelijke ritmische patronen in het prooiaanbod weerspiegeld worden in het voedselaanbod van de kuikens. Op het Waddeneiland Griend is van 1992-98 gedetailleerd naar de patronen in de voedselaanvoer gekeken. Ieder jaar is een gedeelte van een subkolonie omheind met kippengaas (enclosures) om te voorkomen dat de kuikens wegliepen van het nest. Binnen de omheining werden alle jongen meteen na het uitkomen geringd en werden ongeveer 20 kuikens gekleurmerkt om ze individueel te kunnen herkennen. In de meeste jaren werd de voedselaanvoer naar de kuikens van het moment van uitkomen tot het uitvliegen van de kuikens dagelijks van 4:30-22:30 uur gemeten. Tevens is in de periode 1995-98 in het foerageergebied van de sterns het voedselaanbod bemonsterd met behulp van een Isaac's Middwater Trawl net (IKMT-net). Het voedsel van de kuikens bestond voor meer dan 99% uit haring en zandspiering. Van alle prooien die naar de kolonie werden gebracht (n = 17937), werd gemiddeld 70% gegeten door de kuikens. De rest werd geroofd door Kokmeeuwen Larus ridibundus (19%), verdween uit het zicht van de waarnemer (8%), werd geroofd door andere soorten (1 %), werd door de ouder zelf opgegeten of viel in het nest (3%). Met het ouder worden van de kuikens bleef de aanvoersnelheid vrijwel gelijk, maar werd de lengte van de prooien aangepast aan de energiebehoefte van de kuikens. Nesten met twee kuikens kregen meer prooien aangevoerd dan die met een kuiken, maar de prooien werden vooral aan het eerst uitgekomen kuiken gevoerd. Het meeste voedsel werd aangevoerd bij een gemiddelde windsnelheid (512 m s-l). Het aandeel haring in het voedsel nam af met de windsnelheid, hetgeen is gerelateerd aan het gedrag van de prooivissen. Bij sterke wind zitten haringen dieper in de waterkolom en zijn zij meer verspreid aanwezig, zodat de vangkans voor de sterns afneemt. Ook wordt gesuggereerd dat de sterns bij harde wind meer in de Waddenzee foerageren. omdat de omstandigheden op de Noordzee dan minder gunstig zijn. De bemonstering van de prooivissen laat zien dat de Waddenzee relatief weinig haring bevat. Er was een duidelijk patroon in voedselsamenstelling in de loop van de dag. Haringen werden vooral 's ochtends en 's avonds aangevoerd, terwijl de aanvoer van zandspiering midden op de dag het grootst was. Dit patroon komt goed overeen met het verticale migratiepatroon van deze vissen. Zandspieringen zijn 's nachts ingegraven in de zeebodem en komen pas overdag naar het wateroppervlak. Haringen komen vooral 's nachts naar boven en zijn dus vooral aan het begin en het einde van de dag beschikbaar voor de sterns. Ook het getij had een sterke invloed op de prooiaanvoer. Tijdens hoogwater werden relatief veel zandspiering aangevoerd, terwijl de aanvoer van haring het grootst was vlak voor hoogwater. Ook dit patroon heeft mogelijk te maken met de horizontale en verticale verspreiding van de prooivissen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]