Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Chamberlain D.E., Vickery J.A. & Gough S. (2000) Spatial and temporal distribution of breeding Skylarks Alauda arvensis in relation to crop type in periods of population increase and decrease. ARDEA 88 (1): 61-73
De Ve1dleeuwerik Alauda arvensis is in grote de1en van Noord-Europa sterk in aantal achteruitgegaan. Deze afname vie1 samen met perioden waarin de landbouw aan grote veranderingen onderhevig is geweest, zoals bijvoorbee1d een intensiever gras1andbeheer, veranderingen van de tot dan toe gangbare wisselingen van gewassen in de akkerbouw, een toegenomen gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen en een hogere begrazingsdichtheid. De afname van de Ve1dleeuwerik wordt dan ook meestal in verband gebracht met de intensivering van 1andbouw en veeteelt en Europa. Het verlies van habitatdiversiteit, door grootschaligheid en door een vermindering van het aantal verbouwde gewassen in de 1andbouw, is voor de Veldleeuwerik waarschijnlijk van doors1aggevende betekenis geweest In vee1 onderzoek naar de achteruitgang van de Ve1d1eeuwerik werd de dichtheid en verspreiding van broedterritoria bekeken in re1atie tot het type gewas (vooral graansoorten; het meest door deze soort gebruikte type bouw1and om in te neste1en). Het naast elkaar verbouwen van winter- en zomergranen, met de daarmee samenhangende veranderingen door het seizoen heen van bouwland met verschillende gewashoogtes, bleek van grote betekenis te zijn voor de mogelijkheden om per jaar meer dan ren legsel groot te brengen. Ofschoon jong, opgroeiend graan voor Veldleeuweriken uitermate geschikt is om in te nestelen, is bijvoorbeeld kort grasland het meest geschikte terrein om op te foerageren. Kleinschalige landbouw, met veel kleine percelen en een grote verscheidenheid aan gewassen, is voor de Veldleeuwerik dan ook veruit het meest geschikt. De intensivering van de landbouw heeft niet alleen tot een verminderde diversiteit geleid, maar ook zijn de zaaien maairegimes van graan zodanig veranderd dat bouwland met wintergraan tegenwoordig meestal ongeschikt wordt als broedterrein op het moment dat de voorjaars- en zomergranen nog geen alternatief bieden. De afname in de populatie wordt dan ook waarschijnlijk vooral veroorzaakt doordat er per jaar minder broedpogingen kunnen worden ondernomen. Het meeste onderzoek aan Veldleeuweriken werd uitgevoerd nadat de afname in de populatie al goed merkbaar was, dus op een moment dat de landbouw al geïntensiveerd was. In dit artikel wordt getracht een vergelijking te maken van de veranderingen in talrijkheid van Veldleeuweriken gedurende het seizoen in relatie tot de veranderende gewassen voor- en nadat de landbouw geïntensiveerd raakte. Hiertoe werden gegevens uit de jaren 1965-70 (toen het aantal Veldleeuweriken toenam) vergeleken met materiaal uit de jaren 1990-95 (een periode met een geringe teruggang in de populatie na de drastische afname begin jaren tachtig). Over het algemeen waren de dichtheden Veldleeuweriken in de laatste periode aanmerkelijk lager dan in de eerste periode. De dichtheden Veldleeuweriken waren het hoogst in gebieden met een grote variatie aan gewastypen. Er werden duidelijke aanwijzingen gevonden dat de geschiktheid van bouwland met wintergraan in de laatste periode geringer was dan in de jaren zestig. Dit onderzoek ondersteunt de suggestie dat een afname van diversiteit in de landbouwgewassen heeft bijgedragen tot de afname van Veldleeuweriken.


[close window] [previous abstract] [next abstract]