Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Burger A.E. (1981) Food and foraging behaviour of Lesser Sheathbills at Marion Island. ARDEA 69 (2): 167-180
Van alle vogels van Marion Eiland in de subantarctische Indische Oceaan waren de Kleine Zuidpoolkippen Chionis minor de enige die uitsluitend voedsel van terrestrische oorsprong of op het land zochten. In pingunnkolonies (vooral Geelkuifpingunns of Rotsspringers) voedden zij zich met dode vogels, eieren, kleine jongen, uitwerpselen en van uit zee afkomstig voedsel dat zij van de voedsel aandragende pingunns stalen (kleptoparasitisme, Tabel 1 en 2; zie Ardea 67 (1979): 14). In zeeleeuwkolonies aten zij ook van dode dieren, placenta's en bloed. In de getijdezone aten zij wieren (Porphyra), kleine kreeftjes (Amphipoda), napjesslakken en andere ongewervelde dieren (invertebraten), en tussen de op het strand aangespoelde kelp (grote drijvende wieren) vingen zij vliegen en wormen. Op de begroeide kustvlakte aten zij invertebraten, vooral regenwormen en insecten. Seizoensveranderingen in foerageergewoonten (Fig. 1) werden grotendeels bepaald door de beschikbaarheid van voedsel dat zij van pingunns konden stelen en dat niet alleen van hoge energische waarde was, maar dat ook veel eiwitten en vetten bevatte (Tabel 6). De roofgewoonte van Grote Jagers Catharacta antarctica bennvloedde het voedsel zoeken van zuidpoolkippen op de kustvlakte (Fig. 5). Adulte, subadulte en jonge vogels voedden zich op dezelfde wijze, maar de volwassen vogels zochten meer dan de andere hun voedsel in de pingunnkolonies (Tabel 3). De volgende drie factoren hielpen mee aan het tot stand komen van een ruime voedsel- niche: seizoensschommelingen in de beschikbaarheid van voorkeursvoedsel uit de pingunnkolonies, het vrijwel ontbreken van interspecifieke concurrentie, en de snel optredende weersveranderingen, vooral hevige sneeuwval en hoge stormgolven. Het samen voorkomen van Kleine Zuidpoolkippen en vier andere rovende en aasetende vogelsoorten op Marion Eiland, te weten de twee soorten reuzenstormvogels, de Zuidelijke Mantelmeeuw en de Subantarctische (Grote) Jager, werd waarschijnlijk vergemakkelijkt door verschillen in specifieke lichaamsgrootte (Fig. 4). Kleine Zuidpoolkippen zochten hun voedsel alleen of in troepen; de sociale ordening scheen direct te zijn aangepast aan de ter plaatse benutte voedselbron. De nauwe samenhang met pingunns, zo niet hun afhankelijkheid van pingunnkolonies, is de grondslag van het succes van zuidpoolkippen als aan land gebonden vogels levend op onherbergzame eilanden in een stormachtige oceaan.


[close window] [previous abstract] [next abstract]