Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Camphuysen C.J. (2002) Post-fledging dispersal of Common Guillemots Uria aalge guarding chicks in the North Sea: The effect of predator presence and prey availability at sea. ARDEA 90 (1): 103-119
De voedselvoorziening en de voor sterfte verantwoordelijke factoren (waaronder het predatierisico) in de broedtijd worden wei beschouwd als de voomaamste selectiemechanismen die hebben ge1eid tot een intermediaire uitvliegstrategie bij de Zeekoet Uria aalge. Zeekoeten zijn semi-nestvlieders waarvan de jongen de kolonie verlaten a1s kleine, gedeeltelijk bevederde kuikens op een leeftijd van ongeveer 20 dagen en met een lichaamsgewicht van ongeveer een kwart van dat van een adulte vogel. De jongen worden bij het verlaten van de kolonie vergezeld door een van beide ouders meestal het mannetje - en van hun vertrek was tot voor kort niet vee1 meer bekend dan dat zij de zee opzwommen. Toevallige waarnemingen in de centrale Noordzee en in kustwateren op grote afstand van de dichtstbijzijnde kolonies lieten zien dat de kuikens met hun begeleiders zich snel en tot een enorme afstand van de kolonies verwijderen. De sterfterisico's voor kuikens die de eerste 'problematische' dagen na het uitkomen goed hebben doorstaan, zijn in de kolonie meestal laag. Na twee weken loopt de groei van de kuikens duidelijk terug doordat de oudervogels niet meer voorzien in de snel toenemende voedselbehoefte van het zich ontwikkelende jong. Van kuikens die de kolonie zojuist hadden verlaten, kon echter worden vastgesteld dat de groei op zee weer versnelde. Dit feit gaf aanleiding om te denken dat de oudervogels niet in staat waren om vo1doende voedsel te brengen naar de ko10nie. In dit artikel wordt beschreven wat er gebeurt nadat de jongen met de hen begeleidende oudervogel de kolonie verlaten. Hiertoe werden tellingen van zeevogels op zee voor de Schotse oostkust in de periode eind juni tot en met september geanalyseerd. Omdat voedsel kennelijk een beperkende factor is, al dan niet veroorzaakt door het energetisch kostbare transport door de lucht (af- en aanvliegende oudervogels van en naar verafgelegen foerageergebieden), werd verondersteld dat de oudervoge1s de jongen linea recta naar de dichtstbijzijnde 'bekende', voorspelbaar rijke en tot dan geexploiteerde foerageergebieden zouden begeleiden. Tevens werd veronderste1d dat de kleine kuikens om veiligheidsredenen, net als in de kolonie, naar gebieden zouden worden gebracht waar zij in grote groepen bescherming tegen predatoren zouden kunnen vinden. Geen van beide veronderstellingen bleek het geval te zijn: de volwassen Zeekoeten begeleidden hun jongen naar de centrale Noordzee en verder.


[close window] [previous abstract] [next abstract]