Ardea Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union |
Hübner C.E., Tombre I.M., Griffin L.R., Loonen M.J.J.E., Shimmings P. & Jónsdóttir I.S. (2010) The connectivity of spring stopover sites for geese heading to arctic breeding grounds. ARDEA 98 (2): 145-154 |
Op het moment dat noordelijke ganzen gaan broeden is het broedgebied nog grotendeels bedekt met sneeuw. Voedsel vinden is dan een probleem, en de ganzen zijn daarom van lichaamsreserves afhankelijk om eieren te produceren. Daarnaast moet het begin van het broeden afgestemd worden op het moment van dooi, wat niet gemakkelijk is omdat dat het ene jaar veel vroeger gebeurt dan het andere. Dit onderzoek ging in op de vraag hoe ganzen het klaarspelen om op het juiste moment en met voldoende lichaamsreserves op de plek van broeden aan te komen. Het onderzoek werd gedaan aan de op Spitsbergen broedende Brandgans Branta leucopsis, die in Scotland overwintert en tijdens de voorjaarstrek de kust van Noorwegen aandoet. Vogels die de meest noordelijke pleisterplaats in Noorwegen (Vesterålen) benutten, trokken eerder door naar Spitsbergen dan vogels die zuidelijker (in Helgeland) verbleven. Bovendien bleken de geringde vogels in Vesterålen hoofdzakelijk afkomstig van een kolonie in het noorden van Spitsbergen (Kongsfjorden), terwijl de ganzen in Helgeland ook zuidelijker broedden (Nordenskiöldkysten). Veel van de geringde ganzen werden direct na aankomst op Spitsbergen gezien op de berghellingen bij Vårsolbukta, waar de sneeuw door een gunstig klimaat eerder verdwijnt dan elders. Ganzen uit de noordelijke broedkolonie bleven maar 2,8 dagen op de berghellingen terwijl vogels die dichterbij nestelden gemiddeld 4,0 dagen pleisterden. Paren van de nabij gelegen kolonie verlieten de berghellingen regelmatig voor een korte tijd, waarschijnlijk om de situatie op de toekomstige broedplek te inspecteren. Tussen de dag van laatste waarneming op de berghellingen en het tijdstip van begin van de eileg bestond een positief verband. Althans dat gold voor de vogels van de nabij gelegen broedkolonie, maar niet voor vogels die noordelijker gingen broedden. De waarnemingen wijzen erop dat er een netwerk van pleisterplaatsen op Spitsbergen is waar de ganzen zich voorbereiden op het broeden. De plek die het dichtst bij de toekomstige broedplek ligt wordt als bufferplaats gebruikt, en de ganzen kunnen daarop terugvallen zolang de omstandigheden nog niet toelaten om te nestelen. |