Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Remisiewicz M., Tree A.J., Underhill L.G. & Nowakowski J.K. (2014) Geografische patronen in slagpenrui en lichaamsgewicht in Groenpootruiters Tringa nebularia in zuidelijk Afrika. ARDEA 102 (1): 31-46
Groenpootruiters Tringa nebularia ruien hun grote slagpennen op het noordelijke halfrond niet steeds volgens hetzelfde patroon. Over de vogels die verder naar het zuiden ruien, is weinig over deze rui bekend. De auteurs beschrijven hier de rui van de grote slagpennen en de veranderingen in lichaamsgewicht in de meest zuidelijke Afrikaanse overwinteringsgebieden. Zij vergeleken de slagpenrui (met Underhill-Zucchini modellen) en het lichaamsgewicht op populatieniveau van 356 Groenpootruiters die tussen 1968 en 1998 in binnenlandse wetlands in Zimbabwe en aan de oost- en westkust van Zuid-Afrika waren gevangen. Ongeveer 20% van de eerstejaars vogels verving in december-mei een tot vijf van de buitenste grote slagpennen (in het noorden worden de buitenste grote slagpennen bij eerstejaars vogels veel minder vaak en bovendien in kleiner aantal geruid). De één jaar oude vogels ruiden hun slagpennen gemiddeld 40 dagen vroeger in het seizoen dan de volwassen vogels. De ruisnelheid was in beide leeftijdscategorieën echter gelijk. Bij de volwassen vogels begon de slagpenrui in Zimbabwe en aan de oostkust van Zuid-Afrika gemiddeld 16–19 dagen vroeger dan aan de westkust van Zuid-Afrika (start respectievelijk 7, 4 en 23 september), overeenkomend met een verschil in aankomst van de vogels in de drie gebieden. Er was ook een verschil in de periode dat de vogels in slagpenrui waren (Zimbabwe gemiddeld 122 dagen, oostkust Zuid-Afrika 115 dagen, westkust Zuid-Afrika 105 dagen), een verschil van 10-17 dagen. Als gevolg hiervan was de rui in alle drie gebieden tussen 31 december en 6 januari voltooid. In alle drie regio’s begonnen de vogels ongeveer tussen 13 en 19 januari met opvetten. De gemiddelde gewichtstoename aan vet was voor volwassen vogels in Zimbabwe 76 g, aan de westkust van Zuid-Afrika 116 g en aan de oostkust ervan 125 g. Uit berekeningen blijkt dat de zwaarste Groenpootruiters vanuit alle drie gebieden in één non-stopvlucht de vallei van de Nijl of de kust van de Rode Zee zouden moeten kunnen bereiken. De auteurs denken dat Groenpootruiters die in de binnenlandse wetlands van Zimbabwe overwinteren, profiteren van een kortere terugvlucht naar het broedgebied en een geringere intra- en interspecifieke voedselconcurrentie dan vogels die aan de Zuid-Afrikaanse kusten overwinteren. In goede jaren is er tijdens de hele noordelijke winter in de binnenlandse wetlands een overvloed aan voedsel, terwijl in andere jaren de vogels een nomadisch gedrag kunnen vertonen of kunnen uitwijken naar de kust als de omstandigheden in het binnenland verslechteren.


[close window] [previous abstract] [next abstract]