Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Vervoort R., Schmaltz L.E., Hooijmeijer J.C.E.W., Verkuil Y.I., Kempenaers B. & Piersma T (2022) Within- and between-year variation in the presence of individually marked Ruff Calidris pugnax at a stopover site during northward migration. ARDEA 110 (1): 41-59
Kemphanen Calidris pugnax die van de overwinteringsgebieden in West-Afrika en Europa naar de broedgebieden in noordelijk Eurazië trekken, maken onderweg gebruik van stopplaatsen. We bestudeerden de variatie in de timing van het individuele verblijf op een stopplaats in Zuidwest-Friesland (53°N, Nederland), op basis van 6474 Kemphanen die in 2004–2012 van kleurringen waren voorzien. Slechts 43% van de mannelijke en 22% van de vrouwelijke Kemphanen werd in maart–mei in de jaren na het ringen in het onderzoeksgebied waargenomen. De minimale verblijfsduur van terugkerende individuen varieerde aanzienlijk binnen het seizoen. We onderscheidden twee categorieën: (1) ‘kort-blijvende’ individuen werden slechts op één dag waargenomen in het studiegebied (51% van de waargenomen mannelijke en 79% van de waargenomen vrouwelijke Kemphanen), en (2) ‘lang-blijvende’ individuen, die op meerdere dagen waargenomen werden. We stelden twee seizoenspieken van waarnemingen van kort-blijvende Kemphanen vast, samenvallend met de pieken van aankomst en vertrek van lang-blijvende Kemphanen. Haantjes die in Europa overwinterden, keerden met grotere waarschijnlijkheid terug naar het onderzoeksgebied en kwamen ook eerder aan dan vogels met onbekend wintergebied (respectievelijk, 3,1 dagen en 3,7 dagen voor kort- en lang-blijvende haantjes), maar de tijd van vertrek verschilde niet tussen beide groepen. Kort- en lang-blijvende hennetjes kwamen later aan dan de haantjes. De timing van doortrek van individuen was niet consistent tussen jaren en individuen kwamen niet significant vroeger aan naarmate ze ouder werden, in tegenstelling tot de vervroeging die we op populatieniveau vaststelden. Het gegeven dat een groot aandeel van de Kemphanen dat Zuidwest-Friesland aandoet er slechts kort verblijft, doet veronderstellen dat tijdens de noordwaartse trek veel individuen afhankelijk zijn van andere stopplaatsen voor hun rui en opvetten. Waarnemingen van gekleurringde Kemphanen elders in West-Europa suggereren dat deze stopplaatsen hoofdzakelijk tussen 51° en 54°N gelegen zijn. Samenvattend kunnen we stellen dat, tijdens de voorjaarstrek de minimale verblijfsduur van Kemphanen geringd in Zuidwest- Friesland naast een grote individuele variatie ook een grote variatie tussen jaren voor eenzelfde individu vertoont.


[close window] [previous abstract] [next abstract]