Ardea Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union |
Alerstam T. (2006) Strategies for the transition to breeding in time-selected bird migration. ARDEA 94 (3): 347-357 |
Voor veel vogels lijkt een snelle voorjaarstrek belangrijk, omdat ze dan vroeg in het broedgebied aankomen en vroeg kunnen broeden. De treksnelheid is afhankelijk van de vliegsnelheid en van de snelheid waarmee lichaamsreserves worden aangelegd. Het afleggen van de trekroute in zo kort mogelijke tijd vereist dus aanpassingen aan deze twee aspecten. Maar zodra een vogel in de buurt van het broedgebied komt, speelt vooral een kortetermijneffect. Het is te verwachten dat trekvogels zich dan anders gaan gedragen, waarbij twee mogelijke strategieën voor te stellen zijn. Bij de eerste strategie leggen trekvogels tijdens de trek lichaamsreserves aan, waardoor ze sneller kunnen beginnen te broeden. Dit loont zolang de snelheid waarmee reserves worden aangemaakt op de laatste tussenstop, rekeninghoudend met de extra energiekosten van het vliegen, groter is dan in het broedgebied. Bij de tweede strategie is een vroege aankomst in het broedgebied, vóór aankomst van concurrenten, van belang, en in dat geval is een eindspurt te verwachten. Bij zo’n ‘sprinttrek’ putten de vogels hun lichaamsreserves uit en stellen ze zich bloot aan verhoogde risico’s om maar eerder aan te komen dan de concurrenten. Het is onbekend of, en in welke mate, de geschetste strategieën door trekvogels worden gevolgd. Er worden voorspellingen gemaakt waarmee kan worden getoetst of het zogenaamde ‘kapitaal-broeden’ gestuurd wordt door verschillen in de snelheid waarmee lichaamsreserves worden aangemaakt in de tussenstopgebieden en broedgebieden. Om de strategie van de ‘sprinttrek’ te toetsen, is onderzoek naar het gedrag van de trekvogel op het laatste stuk van de trekroute belangrijk. Gegevens van twee met een satellietzender uitgeruste Visarenden Pandion haliaetus lieten zien dat een van de twee dieren een versnelde trek op de laatste etappe naar het broedgebied vertoonde, waarbij het dier naast de gewone trek op thermiek overdag ook ’s nachts trok. |