Ardea Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union |
Klaassen M., Abraham K.F., Jefferies R.L. & Vrtiska M. (2006) Factors affecting the site of investment, and the reliance on savings for arctic breeders: the capital–income dichotomy revisited. ARDEA 94 (3): 371-384 |
De mate waarin trekvogels afhankelijk zijn van overgebleven lichaamsreserves na aankomst in het Arctische broedgebied, is niet voor alle vogels even duidelijk. Het uitgangspunt is veelal dat de korte Arctische zomer de daar broedende vogels onder de nodige tijdsdruk plaatst. Indien trekvogels extra lichaamsreserves mee naar het broedgebied zouden kunnen nemen, zou dit hen in staat stellen om snel na aankomst een begin te maken met de eileg. Zij zouden aldus de tijdsdruk enigszins kunnen beperken en zo hun reproductief succes kunnen verhogen. De hoeveelheid aan extra reserves die meegenomen kan worden, is echter afhankelijk van het lichaamsgewicht, de hogere kosten die het meedragen van deze extra reserves met zich meebrengt, de afstanden die afgelegd moeten worden tussen de pleisterplaatsen langs de trekroute en de plaats van de uiteindelijke bestemming binnen het uitgestrekte broedgebied. Deze afstanden kunnen veel korter zijn dan men voor deze veelal langeafstandstrekkers zou verwachten. Veel vogels kunnen bijvoorbeeld, de wegsmeltende sneeuw volgend, op slechts geringe afstand van het uiteindelijke broedgebied nog uitgebreid foerageren. Op regionale of lokale schaal kunnen er dus nog behoorlijk wat reserves worden aangelegd. Het is daarom belangrijk om onderscheid te maken tussen lokaal en ver weg aangelegde reserves. De mate waarin een vogel gebruikmaakt van (lokale dan wel ver weg verkregen) reserves varieert niet alleen tussen soorten, maar ook binnen een soort en blijkt ook van jaar op jaar te kunnen variëren afhankelijk van lokale condities. |